Bezitsvorm

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
  • Uitleg bezitsvormen

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
  • Je weet hoe je moet zeggen en schrijven dat iets van iemand is: bezitsvorm. 
  • Je kunt goede zinnen maken met de bezitsvorm in het Engels. 

Slide 3 - Diapositive

Pak je schrift en een pen.

Slide 4 - Diapositive

Today
Hoofdstuk 5
- Paragraaf E: writing & grammar
Bezitsvorm
This is mr. van den Berg's presentation. 

Slide 5 - Diapositive

Rule 1: schrijf deze op!
  • Als je wilt zeggen dat iets van iemand/een dier/een land of een organisatie is, gebruik je: 's (apostrof + s) 
  • The girl's house.
  • The dog's bone. 
  • England's landscape.  
  • Unicef's campaign

Slide 6 - Diapositive

The rule
Dus: als je wilt zeggen dat iets van iemand, een dier, een land of een organisatie is:  
altijd    
   's 

Slide 7 - Diapositive

This is Anna's cat.

Slide 8 - Diapositive

Let op de schrijfwijze:
  • In het Nederlands: 
  • Dit is de kat van Anna
  • In het Engels
  • This is Anna's cat. 

Slide 9 - Diapositive

The cat's tail

Slide 10 - Diapositive

The boy's book

Slide 11 - Diapositive

Vertaal in het Engels:
Dit is de hond van Tim.

Slide 12 - Question ouverte


 Make a sentence:
 use the words tiger and meat. 

Slide 13 - Question ouverte

dog, toy

Slide 14 - Diapositive


Vertaal in het Engels: 
Dit is het speeltje van de hond.  

Slide 15 - Question ouverte

Make a sentence, use a possessive S

Slide 16 - Question ouverte

 Rule 2 A: schrijf deze op 
  • Woorden die in het meervoud staan en eindigen op een s krijgen alleen een apostrof: ' 
  • The elephants' ears
  • The cats' tails. 

Slide 17 - Diapositive

 Rule 2 B: schrijf deze op 
  • Woorden die in het meervoud staan en niet eindigen op een s: dan weer apostrof ' s:
  • This is the mice's cheese.

Slide 18 - Diapositive

Een woord in het meervoud
mensen, dieren & landen
's 
of, bij woorden in het meervoud: 
'

Slide 19 - Diapositive

Vertaal in het Engels:
De botten van de honden.

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
Het speelgoed van de jongens.

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal in het Engels:
De wol van de schapen.

Slide 22 - Question ouverte

Rule 3: schrijf deze op
Als iets GEEN mens, dier, land of organisatie is:
dan gebruik je of. 

The windows of the classroom. 

Slide 23 - Diapositive

The wheels of the car.

Slide 24 - Diapositive

The door of the school

Slide 25 - Diapositive

The days of the week

Slide 26 - Diapositive

Vertaal in het Engels:
De maanden van het jaar.

Slide 27 - Question ouverte

tree - leaves

Slide 28 - Diapositive

Vertaal in het Engels:
De bladeren van de boom.

Slide 29 - Question ouverte

Samengevat:
Bij mensen, dieren, landen of organisaties
's
Sydney is not Australia's capital. 
Bij een meervoud dat eindigt in een S
'
The girls' computer isn't working.
Bij dingen (dus geen persoon,dier, land of organisatie)
of
I love the smell of roses. 

Slide 30 - Diapositive

Spot the mistake
  • The dogs tail is wagging.

  • The dog’s tail is wagging.


Slide 31 - Diapositive

Spot the mistake
  • The house’s windows are broken.

  • The windows of the house are broken.


Slide 32 - Diapositive

Spot the mistake
  • The parents’s car is parked outside.

  • The parents’ car is parked outside.


Slide 33 - Diapositive

Ik begrijp hoe ik de bezitsvorm van mensen, dieren, landen of dingen moet maken.
Helemaal
Ik denk het wel
Een beetje, maar een keer extra uitleggen zou helpen.
Nou, nee, ik snap het nog niet .

Slide 34 - Sondage

Wanneer gebruik je een 's ?
A
bij dingen
B
bij mensen en dieren

Slide 35 - Quiz

Wanneer gebruik je alleen ' (apostrof)?
A
als het woord eindigt op een -S
B
als het woord in het meervoud eindigt op -S

Slide 36 - Quiz

Wanneer gebruik je 'of' ?
A
bij dingen
B
bij mensen en dieren

Slide 37 - Quiz

Julia......backpack.
A
Julia'
B
Julias's
C
Julia's
D
the backpack of Julia

Slide 38 - Quiz

Thyn.....table.
A
Thyn'
B
Thyns's
C
Thyn's
D
the table of Thyn

Slide 39 - Quiz

The students.....teacher.
A
students'
B
students's
C
the teacher of the students

Slide 40 - Quiz

The dogs.....owners.
A
dogs'
B
dogs's
C
the owners of the dogs

Slide 41 - Quiz

The rules.....the school.
A
the schools' rules
B
the schools's rules
C
the rules of the school

Slide 42 - Quiz

The windows......the house.
A
house' windows
B
houses's windows
C
the windows of the house

Slide 43 - Quiz