BOL 1 persoonsvorm, onderwerp & gezegde

Wat gaan we vandaag doen?
Persoonsvorm, Gezegde en Onderwerp
(le prédicat verbal & le sujet)


1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we vandaag doen?
Persoonsvorm, Gezegde en Onderwerp
(le prédicat verbal & le sujet)


Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
Ik koop nieuwe schoenen.

- De zin van tijd te veranderen 
Ik kocht nieuwe schoenen.
- Er een vraagzin van maken
Koop ik nieuwe schoenen?




Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Anouk heeft een mooi cadeau.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Tim heeft een voetbal.

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Dyon geeft een rode kaart.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
Thiago en Tobias hangen aan
de rekstok.

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het gezegde?

Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin.
Als er maar één werkwoord in een zin staat is de persoonsvorm het gezegde. Staan er meer werkwoorden in een zin dan is het gezegde: persoonsvorm + de andere werkwoorden.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het gezegde?
A
De persoonsvorm
B
De persoonsvorm + laatste werkwoord
C
De persoonsvorm + alle werkwoorden
D
Alle werkwoorden

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een persoonsvorm kan ook het gezegde zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het gezegde in deze zin:
Hij is een gedicht aan het schrijven
A
is
B
is aan het schrijven
C
is schrijven
D
schrijven

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het gezegde in deze zin:
Zij hebben een taart voor ons gebakken
A
hebben gebakken
B
hebben voor ons gebakken
C
gebakken
D
hebben

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Onderwerp

Het onderwerp van de zin vind je door te vragen: 

"wie/wat + gezegde"
Het antwoord op de vraag is dan het onderwerp. 
Ik koop nieuwe schoenen.


Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp?

''Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.''
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Ik heb het onderwerp niet onderstreept.
A
het onderwerp
B
ik

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het onderwerp?

''Caro legt het onderwerp uit.''
A
Caro
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?
Vragen?

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Die chick
wil
een relatie.

Slide 18 - Question de remorquage

3 minuten
Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp

Slide 19 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Gisteren ben ik lang opgebleven.
Onderwerp
Persoonsvorm
Gezegde
Ik
Ben
Ben opgebleven

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Het fietsje fietst ontzettend fijn!
Onderwerp
Persoonsvorm
Gezegde
Fietst
Het fietsje
Fietst

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

De jurk heb ik maar thuisgelaten.
Onderwerp
Persoonsvorm
Gezegde
heb thuisgelaten
heb
De jurk

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions