Carnavalsquiz

Carnaval quiz
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Carnaval quiz

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent het woord carnaval?
A
Vaarwel feest
B
Vaarwel bier
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel

Slide 2 - Quiz

Wanneer werd carnaval voor het eerst gevierd?
A
Gouden eeuw
B
Middeleeuwen
C
prehistorie
D
1950

Slide 3 - Quiz

Waar wordt carnaval in Nederland het meest gevierd?
A
Overal in Nederland.
B
In Eindhoven
C
In het zuiden van Nederland.
D
In Den Bosch

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de drie kleuren van carnaval op volgorde?
A
geel, groen en rood
B
rood, geel en groen
C
rood, groen en geel
D
groen, geel en rood

Slide 5 - Quiz

Fabrizio
Big Benny
Beppie Kraft

Slide 6 - Question de remorquage

Op welke dag is carnaval afgelopen?
A
zondag
B
dinsdag
C
maandag
D
woensdag

Slide 7 - Quiz

Joost drinkt 12 halve liters bier
Hoeveel liter bier heeft Joost gehad?
A
12
B
8
C
12,5
D
6

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Wat zingen ze in het refrein?
'Sie hatte...
A
ze heeft geen schoenen meer aan
B
ze heeft nu schoenen aan
C
ze heeft geen schoenen
D
ze heeft alleen nog schoenen aan

Slide 10 - Quiz

Wie is de baas tijdens carnaval?
A
raad van elf
B
alle kinderen
C
Prins Carnaval
D
Prinses Carnaval

Slide 11 - Quiz

Hoe groet je iemand tijdens carnaval?
A
Hello, hello
B
Goedendag
C
Alaaf!
D
hihahahi

Slide 12 - Quiz

Waar vier jij (normaal)altijd carnaval?
A
Dorp
B
Stad
C
Buiten
D
Thuis

Slide 13 - Quiz

In welke taal (behalve NL) worden de meeste carnavalsliedjes gezongen?
A
Engels
B
Frans
C
Duits
D
Belgies

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

Wat zijn carnavalkrakers?
A
Dan wordt er gekraakt bij carnaval.
B
Liedjes die je heel veel hoort tijdens carnaval.
C
Dan hoor je je botten kraken als je danst.

Slide 16 - Quiz

Hoe noem je de woensdag na carnaval
A
Kruisjeswoensdag
B
Haringhapwoensdag
C
Aswoensdag
D
Waswoensdag

Slide 17 - Quiz

Wat doe je na carnaval?
A
Uitkateren
B
Bidden
C
Vasten
D
Naar de kerk gaan

Slide 18 - Quiz

Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst

Slide 19 - Quiz

Houdt mevrouw Leerentveld van carnaval?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quiz

Ik vind carnaval een van de leukste tijden van het jaar!

Slide 21 - Diapositive

Als welke twee figuren was ik verkleed op de vorige foto's?
A
piraat en duivel
B
kat en giraffe
C
clown en duivel
D
cowboy en prinses

Slide 22 - Quiz

Vier jij carnaval (normaal gesproken)?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

Ik wens jullie allemaal een fijne carnavalsvakantie!

Slide 24 - Diapositive