Les 4 - V4 - El lugar de la fiesta (1)

Clase de español - V4
miércoles, 20 de septiembre de 2023

¿Dónde se celebra la fiesta?

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Clase de español - V4
miércoles, 20 de septiembre de 2023

¿Dónde se celebra la fiesta?

Slide 1 - Diapositive

Meld je aan bij lessonup
Zie bericht in TEAMS van V4 Spaans
log in met schoolmail
Nu kan je de gedeelde lessen inzien

Slide 2 - Diapositive

La clase anterior
Introductie(slide 1)
  1. Heet de klas welkom en stel je zelf voor, 
  2. Vertel in welke klas je zit
  3. Welk feest gaan jullie presenteren?
  4. Waar wordt dit feest gevierd?
  5. Wanneer wordt het feest gevierd?
  6. Wat wordt er gevierd? (bijvoorbeeld de geboorte van Jezus).
  7. Waarom waren jullie bij het feest?
SE CELEBRA = WORDT GEVIERD

Slide 3 - Diapositive

Los deberes para hoy

Slide 4 - Diapositive

Corregir ejercicios 10 y 11

Slide 5 - Diapositive

Los exámenes
Vocabulaire toets 4 oktober (over 2 weken)
Grammatica toets 18 oktober (over 4 weken)
Formatieve leestoets 20 oktober (over 4 weken)
Presentaties in de week na de herfstvakantie

Slide 6 - Diapositive

Feedback - introducción
  • Nog niet iedereen is klaar. Blijf bij met de klas.
  • Ik zit in de 4e klas
  • Estoy en el cuarto año / en el cuarto curso
  • Wij gaan het feest Las Fallas presenteren
  • Vamos a presentar la fiesta Las Fallas. (ir + a + infinitivo)
  • La Tomatina wordt gevierd in Buñol. 
  • La Tomatina se celebra EN Buñol. (in = en, naar = a)
  • Reyes Magos wordt gevierd op 6 januari.
  • Reyes Magos se celebral EL 6 de enero (bij datum altijd EL ervoor)

Slide 7 - Diapositive

Tu resumen
Wanneer is je samenvatting okay?
1. Als je een inleidende  zin gebruikt aan het begin van deze alinea.
2.  Als  je de titel van je serie vertelt.
3. Als je kort en bondig vertelt waar de  serie/film  overgaat.
4. Als  je het genre en het thema benoemt.
5. Als je voorkomt dat je concordantiefouten maakt, zowel bij lidwoorden/bijvoeglijke naamwoorden en  werkwoorden.
6. Als je  zes  goed zinnen in het Spaans hebt geschreven die mooi o elkaar aansluiten
*7. Als je 2x de perfecto hebt gebruikt met onregelmatige werkwoorden.
*8.  Als je de 2x de indefinido hebt gebruikt met onregelmatige werkwoorden.

Slide 8 - Diapositive

Terminar y mejorar introducción
timer
8:00

Slide 9 - Diapositive

2a parte - el lugar
¿Qué gramática necesitas para describir un lugar?

Slide 10 - Diapositive

¿SER o ESTAR o HAY?
En dúos
Escribe todo lo que sabes en tu cuaderno: Forma y uso
Después del señal, puedes buscar más info en tu portátil. También puedes ver vídeos. 
----
Laat je aantekeningen zien aan je docent en als ze goedgekeurd zijn ga je zelfstandig slides 7 t/m 15 maken.
Als je daar mee klaar bent, ga je verder met slide 16 (schrijven over de plek van het feest).
timer
3:00

Slide 11 - Diapositive

SER
ESTAR
Valencia is een mooie stad
Madrid is de hoofdstad van Spanje
Sevilla ligt in het zuiden van Spanje
Barcelona is een havenstad
Spanje ligt in het zuiden van Europa
Het eten is heerlijk

Slide 12 - Question de remorquage


Valencia . . . . . al sur de Barcelona.
A
hay
B
está
C
es

Slide 13 - Quiz


Buñol . . . . . un pueblo.
A
hay
B
está
C
es

Slide 14 - Quiz

En Barcelona siempre . . . . muchos turistas
A
hay
B
está
C
es

Slide 15 - Quiz

Sevilla . . . . en el sur de España
A
hay
B
está
C
es

Slide 16 - Quiz

. . . . muchas bicicletas en Holanda.
A
hay
B
está
C
es

Slide 17 - Quiz


La Tomatina ........ una fiesta muy divertida
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 18 - Quiz

El lugar de la fiesta

estar:  dónde está -> waar en ten opzichte waarvan het ligt
ser: cómo es -> groot, klein, mooi, lelijk
hay: qué hay -> wat is er allemaal?

Slide 19 - Diapositive

Slide 2: ¿Dónde se celebra la fiesta?
En español
Waar wordt het feest gevierd?
Waar ligt dit? 
Leg uit op de kaart en vertel hoe het ligt ten opzichte van andere plekken.
Wat is er allemaal te zien / te bezoeken?
Met wie waren jullie daar?
Denk aan correct gebruik van
SER, ESTAR en HAY


in het noorden = 
en el norte

ten noorden van = 
al norte de
timer
10:00

Slide 20 - Diapositive

Practicar a presentar

Cuando la profe dice tu nombre . . . . 

De rest van de klas luistert heel goed en geeft daarna feedback op gebruik van ser, hay en estar


Slide 21 - Diapositive

Jullie feedback op gebruik van
ser, estar en hay

Slide 22 - Carte mentale

¿Cómo has trabajado en esta clase?
¿Por qué?
A
muy bien
B
bien
C
regular
D
mal

Slide 23 - Quiz

1. Wat ik al goed kan is ...
2. Wat ik vandaag nieuw heb geleerd is ...
3. Wat ik nog moeilijk vind is ...

Slide 24 - Question ouverte

Los deberes para viernes
Aprender vocabulario localización p. 15 y 16 esp - hol y hol - esp
Aprender apuntes de la gramática (ser, estar, hay, windrichtingen (in het zuiden, ten noorden van etc), voorzetsels ''en'' en ''a''
Na het leren van de grammatica maak je de volgende oefeningen:
oefening 1 en 2 p. 19
oefening 4 p. 20
oefening 5 p. 21

Slide 25 - Diapositive