Woordvolgorde in een Franse zin (onderbouw)

Woordvolgorde in een Franse zin
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordvolgorde in een Franse zin

Slide 1 - Diapositive

Woordvolgorde in een Franse zin
(plaats/tijd) 
1.  S = sujet = onderwerp  (wie/wat?)
2. V = verbes = alle werkwoorden 
3. O = objet = overig (bv Lijdend vw of Meewerkend vw
(plaats/tijd)
          
         = zitten altijd in een zin


Slide 2 - Diapositive

Woordvolgorde Frans
(plaats/tijd) + ondw + alle werkwoorden + LV/MV + (plaats/tijd)


Demain, je vais manger une pizza (demain)
Morgen ga ik een pizza eten

Slide 3 - Diapositive

Er is dus een vaste woordvolgorde in het Frans
(plaats/tijd) S + V + O (lv/mv) + (plaats/tijd)

Hier soir, Eva a donné un cadeau à son frère

(Gisteravond heeft Eva een cadeau aan haar broer gegeven.)
Zijn er nog meer goede Nederlandse vertalingen??



Slide 4 - Diapositive

Je veux aller à la fête demain

Wat is het SUJET (onderwerp) in deze Franse zin?

Slide 5 - Question ouverte

Je veux aller à la fête demain

Wat zijn de VERBES (werkwoorden) in deze zin?

Slide 6 - Question ouverte

Je veux aller à la fête demain.

Wat is OBJET (lv/mv) in deze zin?

Slide 7 - Question ouverte

Je veux aller à la fête demain.

Wat is de tijdsbepaling in de zin?

Slide 8 - Question ouverte

Welke zin staat in de goede volgorde?
A
Nous avons hier acheté un cadeau
B
Hier, nous avons acheté un cadeau
C
Acheté nous avons un cadeau, hier
D
Hier, avons nous un cadeau acheté

Slide 9 - Quiz

Hier, nous avons acheté un cadeau

Wat is de goede vertaling?
A
Vandaag hebben wij een cadeau gekocht.
B
Gisteren heeft hij een cadeau gekocht.
C
Gisteren hebben wij een cadeau gekocht.
D
Vandaag heeft hij een cadeau gekocht.

Slide 10 - Quiz

Zet nu zelf in de goede volgorde:
un match - regarde - il

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal in goed Nederlands:
Il regarde un match

Slide 12 - Question ouverte

Zet nu zelf in de goede volgorde:
vas - tu - cinéma - au

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal in goed Nederlands:
Tu vas au cinéma

Slide 14 - Question ouverte

Zet in de goede volgorde:
village - j' - dans - habite - petit - un

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal in goed Nederlands:
J'habite dans un petit village

Slide 16 - Question ouverte

Tot nu toe snap ik de woordvolgorde in het Frans. Ik moet nog even spieken, maar ik snap het wel
A
Oui, je comprends
B
Non, je ne comprends pas
C
Comme-ci comme-ça

Slide 17 - Quiz

Passé composé

Slide 18 - Diapositive

Woordvolgorde Frans passé composé
Als de tijd verandert, verandert er niets aan de volgorde van de Franse zin. Je houdt alle werkwoorden bij elkaar!

(plaats/tijd)
 + ondw + alle werkwoorden + LV/MV + (plaats/tijd)

Hier, j'ai mangé une pizza 
Gisteren heb ik een pizza gegeten

Slide 19 - Diapositive

- la question - oublié - a - Boris

Slide 20 - Question ouverte

ont - une salade - ils - mangé - hier

Slide 21 - Question ouverte

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé:
Ma mère (parler) beaucoup

Slide 22 - Question ouverte

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé:
Rachid et Hilbert (être) à Amsterdam.

Slide 23 - Question ouverte

Zet nu zelf de zin in de goede volgorde en zet het woord tussen haakjes in de passé composé:
(raconter) - nous - une histoire

Slide 24 - Question ouverte

Zet nu zelf de zin in de goede volgorde en zet het woord tussen haakjes in de passé composé:
un cours de surf - (participer) - à - tu

Slide 25 - Question ouverte

Zet nu zelf de zin in de goede volgorde en zet het woord tussen haakjes in de passé composé:
(montrer) - sa carte d'identité - hier - elle -

Slide 26 - Question ouverte

Tot nu toe snap ik de woordvolgorde in het Frans. Ik moet nog even spieken, maar ik snap het wel
A
Oui, je comprends
B
Non, je ne comprends pas
C
Comme-ci comme-ça

Slide 27 - Quiz

Woordvolgorde Frans: ontkenning
(plaats/tijd) ondw + ontk + persoonsvorm + ontk + andere werkwoorden + lv/mv + (plaats/tijd)

Hier je n'ai pas mangé de pizza 
Gisteren heb ik geen pizza gegeten

Slide 28 - Diapositive

Maak deze zin ontkennend:
Je peux aller à la mer

Slide 29 - Question ouverte

Zet in de goede volgorde:
ils - demain - ne - à la plage - vont - pas

Slide 30 - Question ouverte

Zet in de passé composé én maak ontkennend:
les baleines - manger - les dauphins

Slide 31 - Question ouverte

Ik begrijp hoe de woordvolgorde in het Frans werkt. Ik moet nog even spieken, maar ik snap het wel
A
Oui, je comprends
B
Non, je ne comprends pas
C
Comme-ci comme-ça

Slide 32 - Quiz

Vous avez des questions ?

Slide 33 - Diapositive