Paragraaf 2.1

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Startopdracht.

1. Maak voorkennis in je boek blz. 62 en 63

2. Noteer alle formules in H2

3. Maak een tabel met alle grootheden en eenheden die je tegenkomt.

4. Onderstreep welke je niet kent

Deze Les

- Bespreken PW

- Uitleg nieuwe Periode.

- 2 Hoofdstukken

- Is voor het examen.

- H2 en H7.

Paragraaf 2.1 (deels 2.2)

Planning

- Uitleg 2.1

- Korte quizz

Nieuw PTA: H2 en H7

gaat over elektriciteit.

H2 in TW, H7 tijdens de les. 

Leerdoelen

1. Opbouw van atomen.

2.Wat is lading.

3. Wat is elektrische stroom.

4. Rekenen met lading en stroomsterkte.

Opbouw atoom

Proton

• Kern
• Positief geladen
  
• Kan niet verplaatsen
  

Neutron

• Kern
  
• Niet geladen
  
• Kan niet verplaatsen
  

Elektron

• Negatief geladen
  
• Kan verplaatsen
  

Wat is lading

Leerdoel 2.

Elektroscoop

Lading

Het ontladen van een voorwerp, als de bliksem bijvoorbeeld op je auto inslaat. Tegen een lantaarnpaal aanrijden (wel zachtjes aub).

Wat is elektrische stroom.

Leerdoel 3

Elektronenstroom

https://youtu.be/yWEQTbfgDYM

Rekenen met lading en stroomsterkte

Leerdoel 4

Lading en stroomsterkte

Lading: Symbool Q eenheid Coulomb (C)

Stroomsterkte: Symbool I en eenheid (A).

Stroomsterkte is de hoeveelheid lading die per seconde langsstroomt.

I = Q / t  (stroomsterkte = lading / tijd)

vergelijk het met het aantal snoepjes dat in 50 g past

hoeveel elektronen passeren er per minuut als je een stroom van 0,25A meet? bereken eerst de totale lading met Q = I x t

Bereken dit in je schrift.

hoeveel elektronen passeren er per seconde als je een stroom van 0,25A meet? bereken eerst de totale lading met Q = I x t

gegeven:                                formule:

I = 0,25A                                  Q = I x t

t = 1 s                                        Q = 0,25 x 60 = 15 C 

q = 1,6 x 10^-19C

                                        

                                        aantal elektronen = totale lading (Q) : lading 1 elektron (q)

gevraagd:                    aantal elektronen = 15 : 1,6 x 10 ^-19 = 9,.. x 10^19 ele.

Q = ? C

aantal elektronen

Symbool voor de eenheid van lading

1. Q
2. U
3. C
4. A

Symbool voor de grootheid spanning

1. I
2. U
3. A
4. V

Symbool voor de grootheid weerstand

1. Ω
2. R
3. Q
4. I

Meetinstrument voor lading?

1. Amperemeter
2. Ohmmeter
3. Voltmeter
4. Elektroscoop