2mh wk 12 leesvaardigheid/werkwoordspelling bij tekst Niet gebeld is niet gesolliciteerd

2mh
LEESVAARDIGHEID
WERWOORDSPELLING
(dus.... proefwerkweekstof)
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

2mh
LEESVAARDIGHEID
WERWOORDSPELLING
(dus.... proefwerkweekstof)

Slide 1 - Diapositive

leerstof (staat ook op Som!)
Lezen: blz 12, 38, 64, 90
Spelling: blz. 227-229 + schema 231
Hoe kun je oefenen? De opdrachten van werkwoordspelling maken van De Brug online bijvoorbeeld, of in elk online hoofdstuk rechts klikken op 'trainen' en dan kiezen voor werkwoordspelling.
3m: lezen + werkwoordspelling hst 1 t/m 4 (29/3)
-Lezen: blz 12, 38-39, 64, 90-91,
-Spelling: blz. 58, 84, + schema 231


Hoe kun je oefenen? De opdrachten van werkwoordspelling maken van De Brug online bijvoorbeeld, of in elk online hoofdstuk rechts klikken op 'trainen' en dan kiezen voor werkwoordspelling.



Slide 2 - Diapositive

LEERDOELEN VAN VANDAAG:


  1. Je kunt in een tekst aangeven wat het onderwerp is en wat de deelonderwerpen zijn
  2. Je weet hoe een tekst is opgebouwd (inleiding, middenstuk, slot)  en  kunt goede tussenkopjes plaatsen
  3. je weet het verschil tussen feiten, meningen  en argumenten 
  4. je kunt inhoudelijke vragen beantwoorden over een tekst
  5. je kunt de regels van de werkwoordspelling toepassen

Slide 3 - Diapositive

Tekst lezen:
'Niet gebeld is niet gesolliciteerd'
We lezen nu de eerste twee alinea's van
de tekst:

Let op: kijk en luister goed of je meningen
en feiten hoort in deze tekst. Daar komt
straks een vraag over.
Beantwoord daarna de vragen die daarbij horen. 


Slide 4 - Diapositive

timer
0:30
Wat denk je dat het onderwerp is van deze tekst?

Slide 5 - Carte mentale

vraag 1: Wat gebeurt er in alinea 1 en 2?
A
De schrijver beschrijft een voorbeeld.
B
De schrijver geeft een samenvatting.
C
De schrijver noemt een deskundige wetenschapper
D
De schrijver stelt een belangrijke vraag.

Slide 6 - Quiz

vraag 2: In de eerste zin van alinea 2 staat:
“(…) dus komt ze er dit keer
makkelijk vanaf.” (regels 14-15)
Wat betekent deze zin?
A
Juliët heeft een nieuwe baan gekregen waarbij ze geen stress ervaart.
B
Juliët heeft geluk gehad dat ze niet hoefde te bellen voor een nieuwe baan.
C
Juliët heeft zonder moeite te doen een nieuwe baan gekregen.
D
Juliët solliciteerde via e-mail en kon van tevoren bedenken wat ze wilde zeggen.

Slide 7 - Quiz

Niet gebeld is niet gesolliciteerd 
Lees nu alinea 3 en 4 (2 aparte stukjes)






Slide 8 - Diapositive

vraag 3: Onno Hansen zegt dat veel jongeren het eng vinden om offline, dus persoonlijk, te communiceren.
Hoe komt dat volgens hem?

Tijdens een persoonlijk gesprek:
A
heb je geen tijd om uitgebreid over je antwoord na te denken.
B
is er geen mogelijkheid om te laten zien dat je handig met nieuwe media omgaat.
C
kun je niet snel reageren op andere berichten die via de telefoon binnenkomen.
D
moet je voortdurend je aandacht bij het gesprek houden.

Slide 9 - Quiz

Niet gebeld is niet gesolliciteerd
Lees nu alinea 5 en 6  van de tekst:



Beantwoord de volgende twee vragen. 


Slide 10 - Diapositive

Vraag 4: schrijf de zin op uit alinea 5 waarin Hansen uitlegt wat het doel is van zijn workshops.

Slide 11 - Question ouverte

Niet gebeld is niet gesolliciteerd
Lees nu alinea 7 + 8 van de tekst:



.


Slide 12 - Diapositive

vraag 5: Welk kopje past het best
boven alinea 8?
A
Appen
B
Generatiekloof
C
Toekomst
D
Werkgevers

Slide 13 - Quiz

Niet gebeld is niet gesolliciteerd
Lees de laatste alinea's (9, 10 en 11)  
van de tekst:

Beantwoord vraag 9 t/m 12.


Slide 14 - Diapositive

vraag 6: Wat is het doel van de telefoontraining
voor Juliët? De training is vooral bedoeld om
A
haar het werk in het callcentrum goed te laten doen.
B
haar te helpen een baan te krijgen bij het callcentrum.
C
haar te helpen in de toekomst een baan te krijgen.
D
haar van haar telefoonangst af te helpen.

Slide 15 - Quiz

Een tekst kan bestaan uit meningen van de schrijver, meningen van anderen en feiten. Hoe zit dat bij deze tekst?
A
Er staan alleen feiten in
B
Er staan alleen feiten en meningen van anderen in
C
Er staan feiten en meningen van anderen en de mening van de schrijver in
D
er staan alleen meningen van anderen en van de schrijver in

Slide 16 - Quiz

Noem een feit en een mening die je hebt onthouden uit de tekst.

Slide 17 - Question ouverte

vraag 7: Stel: een studente heeft een leuke vacature gelezen
en wil solliciteren. Ze heeft deze tekst gelezen en stuurt
dhr Waasdorp een Whatsapp waarin ze vraagt om
een tip. Welk bericht zal Waasdorp ongeveer
terugsturen volgens de info uit deze tekst? Typ dit Whatsappbericht.

Slide 18 - Question ouverte

vraag 8: vraag 11: De tekst eindigt met een citaat van Juliët. (
regels 142-146)
Hoe is dat citaat bedoeld?
Dit citaat is vooral bedoeld als een
A
conclusie
B
samenvatting van de tekst
C
toekomstverwachting.
D
voorbeeld bij het tekstonderwerp.

Slide 19 - Quiz

WERKWOORDSPELLING OEFENEN
Je krijgt steeds een zin met één of twee lege plekken
In die lege plekken moet je steeds een juiste werkwoordsvorm zetten
Bij twee vormen: plaats de woorden met een komma ertussen
dat kan zijn:

1) pv tegenwoordige tijd (ik-vorm, ik-vorm + t, wij-vorm)
2) pv verleden tijd ('t Sexy Fokschaapregel)
3) een voltooid deelwoord (langer maken / 'tSF)

Slide 20 - Diapositive

Gisteren ben ik zo ... (schrikken)!

Slide 21 - Question ouverte

Supermarkt in Assen is ... (opschrikken) door exotische spin tussen bananen.

Slide 22 - Question ouverte

Dat ... (melden) de Dierenambulance Noord en Midden Drenthe op Facebook. (tt!)

Slide 23 - Question ouverte

De .... (ontsnappen) spin ... (veroorzaken) in de ochtend veel gedoe.

Slide 24 - Question ouverte

De vakkenvullers ... (wachten, vt) angstig tot de meisjes van de kassa waren ... (uitgillen).

Slide 25 - Question ouverte

Kees ... (vinden) dit soort ... (overdrijven) verhalen maar niets.

Slide 26 - Question ouverte

Hij ...(houden) namelijk niet van spinnen (tt).

Slide 27 - Question ouverte

Sam en Flip ... (lachen) vanmorgen toen zij hoorden wat er was ... (gebeuren).

Slide 28 - Question ouverte

... (vinden) je ook daar voortaan iets aan moet worden ... (doen)?

Slide 29 - Question ouverte

De uit de kluiten ... (wassen) spin in Assen is gevangen en naar een opvang ... (brengen).

Slide 30 - Question ouverte

Klaar? Top :-)
Je bent weer een lesje dichter bij een goed cijfer voor je toets volgende week :-)

Slide 31 - Diapositive

LEERDOELEN VAN VANDAAG behaald?


  1. Je kunt in een tekst aangeven wat het onderwerp is en wat de deelonderwerpen zijn
  2. Je weet hoe een tekst is opgebouwd (inleiding, middenstuk, slot)  en  kunt goede tussenkopjes plaatsen
  3. je weet het verschil tussen feiten, meningen  en argumenten 
  4. je kunt inhoudelijke vragen beantwoorden over een tekst
  5. je kunt de regels van de werkwoordspelling toepassen

Slide 32 - Diapositive

Wat denk je dat je gaat halen voor de toets?

Slide 33 - Question ouverte

SUCCES VOLGENDE WEEK!!!

Slide 34 - Diapositive