Grammatica parag.2 Persoonsvorm & zinsdelen

WELKOM
3 Kader
Welkom terug bij Nederlands!
TH1A

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

WELKOM
3 Kader
Welkom terug bij Nederlands!
TH1A

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lezen in het leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opbouw les

Doel van deze les
Uitleg paragraaf 2 persoonsvorm en zinsdelen
Even oefenen
Zelf aan de slag!
Afsluiting/reflectie

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

START



- wat weet je nog over de persoonsvorm?


 grammatica


Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ZINSDELEN

persoonsvorm


Eén werkwoord in een zin is de persoonsvorm. 

Aan de persoonsvorm kun je twee dingen zien:
1. Hoeveel personen iets doen: één (enkelvoud) of meer (meervoud)
2. Wanneer iets gebeurt: nu (tegenwoordige tijd) of al eerder (verleden tijd)

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ZINSDELEN

persoonsvorm


1. Hoeveel personen iets doen: één (enkelvoud) of meer (meervoud)
– Sven stapt in de bus.
 – De drie jongens stappen in de bus.

2. Wanneer iets gebeurt: nu (tegenwoordige tijd) of al eerder (verleden tijd)
 – De hond loopt aan de lijn.
 – De hond liep gisteren aan de lijn.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

OPDRACHT
Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld:
In Dubai staat een waanzinnig hotel.

In Dubai staan waanzinnige hotels.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

De lobby's lijken op een sprookjesboek.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Een gast betaalt $400 per nacht.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Toeristen vinden dat vaak te duur.

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak enkelvoud of meervoud van de persoonsvorm.

Een trucje is: neem alleen een drankje.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke tijd staat de zin?

Je zag de foto's van voor en na de behandeling.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke tijd staat de zin?

In Engeland werd een reclame verboden voor een middel tegen puistjes.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke tijd staat de zin?

Die foto's zijn niet eerlijk, zegt de reclamecommissie.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke tijd staat de zin?

En op de volgende foto draagt het meisje wel make-up.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke tijd staat de zin?

Je ziet eerst een meisje met een vette huid zonder make-up.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn zinsdelen?
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.
  • Zinsdelen hebben een betekenis (een functie) binnen een zin.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Even oefenen
Uit welke zinsdelen bestaan deze zinnen?


Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke zin bestaat uit de meeste zinsdelen?
A
Bo kan hard slaan
B
De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 19 - Quiz

Vraag leerlingen om uitleg, waarom hebben ze voor A of B gekozen?
Het is een 'instinker' en ik verwacht dat er leerlingen zijn die dat wel inzien.

Zeggen: let goed op, want dan snap je aan het eind van de les waarom de korte zin meer zinsdelen heeft dan de lange zin én kun je van beide zinnen vertellen uit hoeveel zinsdelen het bestaat.
In de middag probeerde hij te leren

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De harige spin weefde het mooiste web

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je nog?
Bo  kan  hard  slaan

De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je nog?
Bo | kan | hard | slaan

De zus van Bo slaat nog veel harder

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Weet je nog?
Bo | kan | hard | slaan

De zus van Bo | slaat | nog veel harder

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Blz. 202 
Opd. 1 t/m 5

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

START


- je weet wat de persoonsvorm is

- je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen

taalverzorging

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions