Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Recensie?
Slide 1 - Carte mentale
Vorige les
Hoofdpersonen, bijfiguren, helpers en tegenstanders
Beschrijving personage (uiterlijk, kenmerken en karaktereigenschappen)
Direct en indirecte manier om de personages te leren kennen
Slide 2 - Diapositive
Doelen
Ik weet wat de opbouw is van een recensie.
Ik weet wat ik moet doen voor boekopdracht 2.
Ik weet weer wat nevenschikkende en onderschikkende zinnen zijn.
Slide 3 - Diapositive
Recensie
- Een tekst met een beoordeling over een boek, film, toneelstuk etc.
- Doel: de lezer helpen om te besluiten of hij iets wil kijken of lezen.
- Subjectief
- Duidelijke mening met onderbouwing (argumenten)
Slide 4 - Diapositive
Opbouw recensie
Gegevens van het boek: titel, auteur, uitgever, verkoopprijs, aantal pagina's, leeftijd van de doelgroep (= inleiding)
Indruk van de inhoud van het boek: hoofdpersoon en zijn probleem, tijdsperiode, situatie waarbinnen het verhaal zich afspeelt (= samenvatting)
Plus- en minpunten: inhoud van het verhaal, schrijfwijze, spanning, afloop, originaliteit (= mening)
Eindoordeel: cijfer of sterren (= conclusie/slot)
Slide 5 - Diapositive
sites.google.com
Slide 6 - Lien
Wat geef je in een recensie?
A
In een recensie geef je alleen je mening.
B
In een recensie schrijf je alleen op wat je niet goed vindt.
C
In een recensie zeg je helemaal niks.
D
In een recensie geef je je menig en argumenten.
Slide 7 - Quiz
Een recensie bevat ...
A
informatie over de afloop van een boek
B
de mening van anderen
C
de mening van de schrijver van de recensie
Slide 8 - Quiz
Je kunt geen recensie schrijven over
A
een toneelstuk
B
een cd
C
een film
D
een wedstrijd
Slide 9 - Quiz
Wat is geen vast onderdeel van een recensie?
A
beschrijving
B
analyse
C
vergelijking
D
beoordeling
Slide 10 - Quiz
Grammatica
Slide 11 - Diapositive
Samengestelde zin
Slide 12 - Carte mentale
Nevenschikkende en onderschikkende (bij)zinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit verschillende zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Dit kunnen een hoofdzin en een bijzin zijn (of een bijzin en een hoofdzin), maar ook twee hoofdzinnen.
Als je twee hoofdzinnen naast elkaar hebt, noem je dat nevenschikkende zinnen.
Als je een hoofdzin en een bijzin verbindt, is de bijzin een onderschikkende bijzin.
Slide 13 - Diapositive
Nevenschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden
Om de nevenschikkende voegwoorden te onthouden, kun je denken aan WANDMODE