Woordsoorten: Onbepaald voornaamwoord (14 maart)

Onbepaald vnw
3H
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Onbepaald vnw
3H

Slide 1 - Diapositive

Onbepaald vnw
Duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies om wie of wat het gaat

Gisteren vertelde iemand mij iets, wat niemand mag weten

Slide 2 - Diapositive

Onbepaalde voornaamwoorden:


"iemand - niemand - iedereen - men - je - menigeen - het - iets - zoiets - niets - alles - elke - iedere - menig - wat - ene - een zekere - een of andere"

Slide 3 - Diapositive

Lastige gevallen:
* Je = onbepaald vnw => men
Moeilijkheden kun je maar beter vermijden
* Wat = onbepaald vnw => iets
Neem jij ook wat  mee naar huis?
* Het = onbepaald vnw => tijd, weer of sfeer
Het is al laat, maar het is nog steeds gezellig

Slide 4 - Diapositive

Welk woord is een onbepaald vnw?
Sommige mensen houden van Barok
A
mensen
B
Barok
C
Sommige
D
houden

Slide 5 - Quiz

Welk woord is een onbepaald voornaamwoord?
Iedereen kan tellen tot tien
A
Iedereen
B
tellen
C
tot
D
tien

Slide 6 - Quiz

Welke zin bevat een onbepaald vnw?
A
Kun je de afwas doen?
B
Regels moet je nou eenmaal opvolgen

Slide 7 - Quiz

Welke zin bevat een onbepaald vnw?
A
Het regent heel hard
B
Het huis staat stevig

Slide 8 - Quiz

Herhalen woordsoorten jaar 2:
Persoonlijk voornaamwoord
Persoon, dier of ding => ik, jij, hij, jij, het, wij etc
Bezittelijk voornaamwoord
Duidt bezit aan => mijn kind, jullie huis, ons feest (altijd voor zn)
Koppelwerkwoord
Zijn-worden-blijven-blijken-schijnen-lijken-etc => ng

Slide 9 - Diapositive

Herhalen woordsoorten jaar 2:
Telwoord:
Hoofdtelwoord (zes - veel)
Rangtelwoord (eerste - laatste)


Slide 10 - Diapositive

Herhalen woordsoorten jaar 2:
Voegwoorden:
* Nevenschikkende vw: dus, en, maar, of en want
* Onderschikkende voegwoorden: als, dan, dat, doordat, hoewel, omdat, toen etc

Slide 11 - Diapositive

Jouw
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

Hij bracht ons naar dat feest.

HIJ?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 13 - Quiz


A
hww
B
kww
C
zww
D
bw

Slide 14 - Quiz


A
hww
B
kww
C
zww
D
bn

Slide 15 - Quiz

Welk telwoord is:

Veel
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord

Slide 16 - Quiz

Het 6e lesuur zijn wij vrij.
wat is 6e?
A
onbepaald telwoord
B
bepaald rangtelwoord
C
onbepaald rangtelwoord
D
bepaald hoofdtelwoord

Slide 17 - Quiz

omdat is een
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord

Slide 18 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze zin en hoe noem je dit voegwoord?

Ik blijf thuis vandaag, want ik ben ziek.
A
Want, nevenschikkend voegwoord
B
Want, onderschikkend voegwoord
C
Vandaag, nev. voegwoord
D
Vandaag, ond. voegwoord

Slide 19 - Quiz

Aan de slag:
Maak de taak 'Betrekkelijk voornaamwoord en onbepaald voornaamwoord' in Planning af.

Klaar? Doe dan rustig iets voor jezelf.

Slide 20 - Diapositive