Quiz Hfd 5 MEMO havo BB

Quiz hoofdstuk 5 MEMO
'Koningen, heren en denkers'
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz hoofdstuk 5 MEMO
'Koningen, heren en denkers'

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent absolutisme?
A
Een koning deelt zijn macht met het parlement
B
De koning heeft onbeperkte macht en hoeft geen verantwoording af te leggen
C
De adel heeft de meeste politieke invloed
D
De kerk bepaalt het beleid van de koning

Slide 2 - Quiz

Welke koning wordt gezien als hét voorbeeld van absolutisme?
A
Hendrik IV
B
Lodewijk XIII
C
Lodewijk XIV
D
Filips II

Slide 3 - Quiz

Waarom kwam de Staten-Generaal in Frankrijk niet meer bijeen na het begin van de 17e eeuw?
A
De koning had genoeg geld en had niet meer nodig
B
De koning wilde zijn macht niet meer delen
C
De Staten-Generaal weigerde nog langer samen te werken
D
De paus verbood het

Slide 4 - Quiz

Wat houdt het droit divin in?
A
Dat de koning door het volk werd gekozen
B
Dat de koning zijn macht van God kreeg
C
Dat alleen de adel politieke rechten kreeg
D
Dat de paus alle koningen moest goedkeuren

Slide 5 - Quiz

Welke economische politiek werd gehanteerd onder Lodewijk XIV?
A
Kapitalisme
B
Mercantilisme
C
Socialisme
D
Protectionisme

Slide 6 - Quiz

Welke maatregel nam Lodewijk XIV op religieus gebied?
A
Hij voerde volledige godsdienstvrijheid in
B
Hij voerde het protestantisme in als staatsgodsdienst
C
Hij hief het Edict van Nantes op, waardoor protestanten geen vrijheid meer hadden
D
Hij benoemde zichzelf tot paus

Slide 7 - Quiz

Wat was een belangrijk gevolg van de Glorious Revolution (Roemrijke revolutie) in Engeland (1688)?
A
Engeland werd een absolute monarchie
B
Het parlement kreeg meer macht en de koning moest toestemming vragen aan het parlement
C
Engeland werd een republiek zonder koning
D
De katholieke kerk kreeg weer volledige controle

Slide 8 - Quiz

Welke verandering vond plaats in het leger van Rusland onder Peter de Grote?
A
Het werd ontbonden om kosten te besparen
B
Alleen de adel mocht nog in het leger dienen
C
Het werd gereorganiseerd en gemoderniseerd
D
Soldaten moesten eerst toestemming vragen aan het parlement

Slide 9 - Quiz

Wat was een belangrijk verschil tussen Pruisen en Frankrijk?
A
Pruisen had een grote mate van godsdienstvrijheid, terwijl Frankrijk katholicisme oplegde
B
Pruisen had geen koning, terwijl Frankrijk wel een monarchie had
C
Frankrijk had een zwak leger, terwijl Pruisen geen leger had
D
Pruisen hanteerde een open economie zonder handelsrestricties

Slide 10 - Quiz

Waarom werd Nederland geen absolute monarchie?
A
De Staten-Generaal weigerde een koning aan te stellen
B
De Oranjes probeerden de macht uit te breiden, maar slaagden er niet in een monarchie te vestigen
C
De Franse koning verhinderde een Nederlandse monarchie
D
De paus verbood het

Slide 11 - Quiz

Wat was kenmerkend voor de burgerlijke cultuur in de Nederlandse Republiek?
A
De adel bepaalde de politieke en culturele ontwikkelingen
B
Bestuursfuncties waren vooral voor rijke regenten weggelegd
C
Het koningshuis financierde kunst en cultuur
D
Alleen religieuze kunst werd toegestaan

Slide 12 - Quiz

Welke invloed hadden migranten op de Nederlandse Republiek?
A
Ze zorgden voor een economische en culturele bloei
B
Ze werden beperkt in hun rechten en verboden om handel te drijven
C
Ze mochten alleen in bepaalde steden wonen
D
Ze brachten vooral agrarische kennis mee

Slide 13 - Quiz

Waarom was de Republiek aantrekkelijk voor migranten?
A
Door de sterke militaire macht
B
Door de lage belastingen
C
Door de tolerantie en gewetensvrijheid
D
Door de bescherming van de paus

Slide 14 - Quiz

Wat was een belangrijk aspect van de schilderkunst in de Nederlandse Republiek?
A
Alleen religieuze kunst werd toegestaan
B
Het was vooral geïnspireerd door de hofcultuur in Frankrijk
C
De schilderkunst was geïnspireerd door de Renaissance en de oudheid
D
De schilderijen waren meestal abstract en symbolisch

Slide 15 - Quiz

Wat betekende de intrekking van het Edict van Nantes voor de Nederlandse Republiek?
A
Er kwamen veel Franse vluchtelingen naar de Republiek
B
De Republiek verloor een belangrijke bondgenoot
C
De Republiek werd katholiek
D
Er ontstond een oorlog tussen Frankrijk en de Republiek

Slide 16 - Quiz

Wat was kenmerkend voor de Franse hofcultuur?
A
De invloed van de burgerij op de kunst
B
Kunst en cultuur waren gecentreerd rond het paleis
C
Het ontbreken van enige vorm van politieke invloed van de adel
D
Religieuze kunst werd volledig verboden

Slide 17 - Quiz

Waarom werd dans belangrijk aan het Franse hof?
A
Het was een manier om politieke macht uit te oefenen
B
Het was de enige vorm van entertainment
C
Alleen de koning mocht dansen
D
Het was een vorm van protest tegen de adel

Slide 18 - Quiz

Wie financierden de kunst in de Franse hofcultuur?
A
De gilden en koopmansfamilies
B
De koning en de adel
C
De protestantse kerk
D
De vrije markt

Slide 19 - Quiz

Hoe vermengden de burgerlijke en hofcultuur zich?
A
Door de invloed van stadhouders zoals Willem III
B
Door de opkomst van de democratie
C
Door een verbod op hofcultuur in de Republiek
D
Door de handel met Spanje

Slide 20 - Quiz

Wat was een belangrijk verschil tussen de Nederlandse Republiek en Frankrijk?
A
De Republiek had een sterke hofcultuur
B
In de Republiek had de adel alle politieke macht
C
Frankrijk had een hofcultuur en de Republiek een burgerlijke cultuur
D
Frankrijk kende volledige religieuze tolerantie

Slide 21 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de wetenschappelijke revolutie?
A
De uitvinding van moderne technologie
B
Een periode waarin wetenschappers ingrijpend anders gingen denken
C
De start van de industriële revolutie
D
De ontdekking van Amerika

Slide 22 - Quiz

Welke filosoof stelde dat verstand en logisch redeneren de beste bron van kennis zijn?
A
Francis Bacon
B
Galileo Galilei
C
René Descartes
D
Isaac Newton

Slide 23 - Quiz

Wat houdt empirisme in volgens Francis Bacon?
A
Kennis verkrijgen door logisch redeneren
B
Kennis verkrijgen door godsdienstige teksten
C
Kennis verkrijgen door waarneming en experimenteren
D
Kennis verkrijgen door oude filosofen te bestuderen

Slide 24 - Quiz

Welke wetenschapper stelde als eerste dat de zon het middelpunt van het heelal is?
A
Galileo Galilei
B
Nicolaas Copernicus
C
Isaac Newton
D
Johannes Kepler

Slide 25 - Quiz

Waarom was de wetenschappelijke revolutie controversieel voor de kerk?
A
Omdat het geloof in God verdween
B
Omdat wetenschappers de Bijbel als onbetrouwbaar bestempelden
C
Omdat nieuwe wetenschappelijke theorieën ingingen tegen kerkelijke waarheden
D
Omdat de kerk wetenschap verbood

Slide 26 - Quiz

Welke wetenschapper bevestigde de theorie van Copernicus met telescopen?
A
Galileo Galilei
B
Francis Bacon
C
Isaac Newton
D
Johannes Kepler

Slide 27 - Quiz

Wat was de belangrijkste ontdekking van Isaac Newton?
A
De theorie van zwaartekracht
B
De eerste telescoop
C
De ontdekking van bacteriën
D
De relativiteitstheorie

Slide 28 - Quiz

Waarom trokken veel wetenschappers naar de Republiek der Nederlanden?
A
Omdat daar de meeste universiteiten waren
B
Vanwege de religieuze verdraagzaamheid en vrijheid om te publiceren
C
Omdat de kerk hen daar steunde
D
Omdat de Republiek de meeste wetenschappelijke prijzen uitreikte

Slide 29 - Quiz

Wat wordt bedoeld met het mechanistische wereldbeeld van Descartes?
A
Dat de wereld als een machine functioneert zonder goddelijke inmenging
B
Dat God de wereld constant bestuurt
C
Dat de natuurwetten alleen in de hemel gelden
D
Dat alle kennis gebaseerd moet zijn op oude geschriften

Slide 30 - Quiz

Hoe verliep de wetenschappelijke revolutie?
A
Als een snelle verandering die de wereld in enkele jaren transformeerde
B
Als een plotselinge breuk met het verleden
C
Als een geleidelijk proces zonder scherpe scheiding tussen wetenschap en geloof
D
Als een door de kerk geleide beweging

Slide 31 - Quiz