22/11 Schrijven 3B

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning 
Sahar en Ehsan toets lezen code:
Lezen startcode: 29ZX

  • stillezen + woordenschat 
  • uitleg voegwoorden
  • nieuwe schrijfopdracht 
  • werken in eigen boeken

Slide 2 - Diapositive

stillezen + woordenschat
Er gaat een blaadje de klas rond. Noteer hierop de woorden die je niet kent.
timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Nieuws van de dag

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn voegwoorden?
Welke voegwoorden ken je? Schrijf ze op in je schrift.
timer
1:30

Slide 5 - Diapositive

Voegwoorden
  • voegt twee of meer zinnen samen
  • Voorbeeld: Ik ga naar de winkel, want ik  ga een schrift kopen.

  • Bij sommige voegwoorden verandert de volgorde van een deel van de zin.
  • Bij 5 voegwoorden blijft de volgorde gelijk:

Slide 6 - Diapositive

nevenschikkende voegwoorden (nvw)
  • Bij 5 voegwoorden verandert de volgorde van de zin niet.
  • Leer deze dus uit je hoofd: EN, OF, WANT, DUS, MAAR 

Slide 7 - Diapositive

Wat is een hoofdzin?
In een hoofdzin staat het onderwerp (=wie het doet) en de persoonsvorm (=het werkwoord) naast elkaar. Soms bestaat een zin uit twee hoofdzinnen. Als in een zin het onderwerp en de persoonsvorm niet uit elkaar staan, heet dat een bijzin.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Volgorde in een (hoofd)zin.
In een hoofdzin staat het eerste werkwoord altijd op de tweede plaats. Voorbeeld: Hij gaat graag sporten.
De volgorde van de zin blijft gelijk bij deze 5 voegwoorden: EN, OF, MAAR, WANT, DUS. Leer deze 5 voegwoorden uit je hoofd!
Bij alle andere voegwoorden verandert de volgorde van de zin. Het werkwoord komt dan achteraan te staan. Voorbeeld:
Ik ga niet mee, want ik ben ziek.
Ik ga niet mee, omdat ik ziek ben.

Slide 10 - Diapositive

Voegwoorden

Slide 11 - Diapositive

Bijzinnen
(onderschikkend)

Onderschikkende voegwoorden verbinden een bijzin aan een andere zin.

Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn dat, als, omdat, doordat, zodat, hoewel, of.

Slide 12 - Diapositive

Volgorde in een bijzin met andere voegwoorden
In de bijzin met de andere voegwoorden verandert de volgorde van de zin. Het onderwerp (=de persoon die het doet) en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. De persoonsvorm (=het werkwoord) komt achteraan in de zin te staan. Voorbeeld:
Ik doe niet mee, omdat ik het niet leuk vind.
Toen mijn fiets stuk was, moest ik lopen.
Ik vraag Elisa mee naar de film, tenzij zij geen tijd heeft.
Als de lichten niet branden, ben ik bang in het donker.

Slide 13 - Diapositive

TIP
Probeer bij de schrijftoets en de spreektoets verschillende voegwoorden te gebruiken. Let op de volgorde in de zin. Is het een van de 5 voegwoorden (EN, DUS, MAAR, OF, WANT)? Dan blijft de volgorde gelijk.
Zo niet, dan komt het werkwoord achteraan in de zin.

Slide 14 - Diapositive

Schrijfregels
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Gebruik komma's en punten. Twijfel je, vraag het aan mij.
  • Probeer voegwoorden te gebruiken. (en, ook, want, omdat, maar...)
  • Schrijf netjes/leesbaar in alinea's. 

Slide 15 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
  • tussen twee persoonsvormen (werkwoorden) in een zin. Voorbeeld: Toen ik ging wandelen, zag ik een hand.
  • voor een voegwoord, maar nooit voor EN! Voorbeeld: Hij ging naar huis, omdat hij zijn tas was vergeten.
  • Ik vertel iets, maar ze luistert niet. Zet altijd de komma voor het voegwoord.
  • bij opsommingen: Hij houdt van kaas, vis, drop en ijs.

Slide 16 - Diapositive

schrijftips
  • Na een tijdsaanduiding (vandaag, morgen, straks, nu, volgende week) plaats je altijd eerst de persoonsvorm (werkwoord)
  • Voorbeeld: Morgen ga ik naar school.
  • Uitdrukking: wij houden een presentatie, wij geven een feest (niet maken) 

Slide 17 - Diapositive

schrijfopdracht per niveau
  • opdracht naar A2
  • opdracht naar B1
  • opdracht naar B2

Slide 18 - Diapositive

naar A2: uitnodiging voor je verjaardag
Je schrijft een uitnodiging voor je verjaardag aan je vriend/vriendin. 
Je beschrijft de volgende punten in je uitnodiging:
  • Beantwoord de 5w+1h-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe
  • Sluit af met een groet en je naam.

Slide 19 - Diapositive

naar B1: uitnodiging voor een themafeest 
Je schrijft een uitnodiging voor een themafeest. Bedenk zelf een leuk thema.
Je beschrijft de volgende punten in je uitnodiging:
  • antwoorden op de 5w+1h-vragen (Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe)
  • Bedenk zelf nog andere informatie die belangrijk is.
  • Je tekst bestaat uit minimaal 50 woorden.

Slide 20 - Diapositive

naar B2: informatieve tekst schrijven
Je schrijft informatieve tekst over een onderwerp dat jij interessant vindt. Je schrijft de tekst voor de schoolkrant.
Je schrijft de tekst in 4 alinea's.
Alinea 1: je geeft algemene informatie over het onderwerp, zodat de lezer begrijpt waar het over gaat.
Alinea 2 en 3: je schrijft per alinea over een deel van dit onderwerp en geeft hier informatie over. (bv. onderwerp: de kat, alinea 2: voeding, alinea 3: verzorging)
Alinea 4: je schrijft een korte samenvatting van de tekst en sluit af met een mooie slotzin.
Je tekst bestaat uit minimaal 100 woorden.

Slide 21 - Diapositive

Schrijfportfolio OpSchrift
  1. e-mail aan docent vanwege ziekte  (blz. 35) week 46
  2. beterschapskaart  (blz. 55) week 47
  3. uitnodiging voor themafeest met 5w+1h-vragen (blz. 39) week 48
  4. briefje kat weggelopen met 5w+1h-vragen (blz. 61) week 49
  5. EXTRA: beschrijf in je dagboek over je weekend (blz. 83) 
  6. Week 50 TOETS SCHRIJVEN

Slide 22 - Diapositive

niveau Schrijven 
naar A2                                     naar B1
Matvi  A2                                  Abud (net A2)
Hasan A2                                 Hiba 
Hieran A2    
Maksym A2                            Jamila                                  
                                                     Idman (net A2)
                                                     Ismail (net A2)
                                                     Mohamad (net A2)
                                                     Zethara 
                                                     Hassan 
                                                     Nikoletta 
                                                     Sahar? A2/B1
                                                     Ehsan? A2/B1
                                                     Mohamed? A2/B1

Slide 23 - Diapositive