2/12 Schrijfopdracht 2 3a

Welkom!
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Welkom!

Slide 1 - Diapositive

Planning 

  • Nieuws van de dag
  • informatie Kerst + Sinterklaas
  • nieuwe voegwoorden-> B1
  • nieuwe schrijfopdracht: huiswerk voor maandag 9 december
  • quiz Sinterklaas

Slide 2 - Diapositive

Nieuws van de dag

Slide 3 - Diapositive

stillezen + woordenschat
Er gaat een blaadje de klas rond. Noteer hierop de woorden die je niet kent.
timer
10:00

Slide 4 - Diapositive

Sinterklaas + kerst
  • laatste week voor de kerstvakantie
  • kerstgala: woensdagavond 18 december
  •  vrijdag 20 december:  cadeautjesspel

Slide 5 - Diapositive

TIP
Probeer bij de schrijftoets en de spreektoets verschillende voegwoorden te gebruiken. Let op de volgorde in de zin. Is het een van de 5 voegwoorden (EN, DUS, MAAR, OF, WANT)? Dan blijft de volgorde gelijk.
Zo niet, dan komt het werkwoord achteraan in de zin.

Slide 6 - Diapositive

Schrijfregels
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Je schrijft ook een hoofdletter bij namen (ook van landen, talen en merken, bv. Nike, Adidas)
  • Gebruik komma's en punten. Zie de dia hierna.
  • Probeer verschillende voegwoorden te gebruiken. (en, ook, want, omdat, dus, maar...)
  • Breng opbouw in je tekst aan: gebruik 'eerst', 'daarna' enz.

Slide 7 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
  • tussen twee persoonsvormen (werkwoorden) in een zin. Voorbeeld: Toen ik ging wandelen, zag ik een hond.
  • voor een voegwoord, maar nooit voor EN! Voorbeeld: Hij ging naar huis, omdat hij zijn tas was vergeten.
  • Ik vertel iets, maar ze luistert niet. Zet altijd de komma voor het voegwoord.
  • bij opsommingen: Hij houdt van kaas, vis, drop en ijs.

Slide 8 - Diapositive

schrijftips
  • Na een tijdsaanduiding (vandaag, morgen, straks, nu, volgende week) plaats je altijd eerst de persoonsvorm (werkwoord)
  • Voorbeeld: Morgen ga ik naar school.
  • Uitdrukking: wij houden een presentatie, wij geven een feest (niet maken) 

Slide 9 - Diapositive

voegwoorden
  • Schrijven -> B1: gebruik je de volgende voegwoorden: hoewel, tenzij, terwijl, nadat, totdat, zodat, aangezien.
  • Hierna volgt een dia met voorbeeldzinnen. 

Slide 10 - Diapositive

voegwoorden -> B1
  • Hoewel ik goed heb geleerd voor de toets, ben ik  zenuwachtig.
  • Tenzij het vandaag regent, ga ik zonder jas naar school.
  • Terwijl de leerlingen een toets maken, loopt de docent door de klas.
  • Nadat de les was afgelopen, ging ik naar huis.
  • Totdat het kerstvakantie is, moet ik nog naar school.
  • Ik geef een voorbeeld, zodat de leerlingen de uitleg begrijpen.
  • Aangezien het bijna Sinterklaas is, zijn de kleine kinderen heel druk.

Slide 11 - Diapositive

naar A2: uitnodiging voor je verjaardag
Je schrijft een uitnodiging voor je verjaardag aan je vriend/vriendin. 
Je beschrijft de volgende punten in je uitnodiging:
  • Beantwoord de 5w+1h-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe
  • Sluit af met een groet en je naam.

Slide 12 - Diapositive

naar B1: uitnodiging voor een themafeest 
Je schrijft een uitnodiging voor een themafeest. Bedenk zelf een leuk thema.
Je beschrijft de volgende punten in je uitnodiging:
  • antwoorden op de 5w+1h-vragen (Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe)
  • Bedenk zelf nog andere informatie die belangrijk is.
  • Je tekst bestaat uit minimaal 50 woorden.

Slide 13 - Diapositive

niveau Schrijven 
naar A2                                     naar B1
Anas                                          Polinea
Daniel                                        Malak
Vakaris                                      Mark
                                                     Nik                              
                                                     Vlad
                                                     Mustafa
                                                     Natan
                                                     Maja
                                                     Oleg
                                                     Maria

Slide 14 - Diapositive

Creatief Schrijven I
CREATIEF SCHRIJVEN

Slide 15 - Diapositive

creatief schrijven
  • Verbeelding/fantasie: je mag het zelf bedenken
  • schrijven op je eigen niveau
  • Beschrijvend taalgebruik, voorbeeld: “Het gras voelde zacht onder mijn voeten. De zon schijnt warm op mijn gezicht .”
  • Emotie en sfeer : gevoelens beschrijven, voorbeeld: “Haar hart bonsde in haar borst toen ze de deur langzaam opende.”
  • Zorg voor spanning: beschrijf de situatie langzaam: 'De wind waaide om het huis. De deuren kraakten. Langzaam ging de deur een stukje open. '

Slide 16 - Diapositive

gesloten einde
Een gesloten einde is een einde waarbij het verhaal volledig wordt afgerond. Alle belangrijke vragen en verhaallijnen worden beantwoord of opgelost, waardoor de lezer een gevoel van afronding en duidelijk heeft.  Er is weinig ruimte voor de fantasie van de lezer.
Kenmerken van een gesloten einde:
  • Duidelijke afronding 
  • Geen open vragen 
  • geeft voldoening (het is af/klaar/duidelijk)
Voorbeeld: een sprookje

Slide 17 - Diapositive

open einde
Een open einde laat vragen onbeantwoord. Het geeft de lezer ruimte om zelf na te denken over hoe het verhaal verder zou kunnen gaan.
Kenmerken:
  • niet alle vragen worden beantwoord
  • niet alle problemen worden opgelost
  • geeft ruimte voor eigen fantasie, uitleg, discussie


Slide 18 - Diapositive

creatieve schrijfopdracht
Schrijf een tekst bij de volgende foto. Je gaat een verhaal schrijven met een open einde. De lezer mag zelf het vervolg bedenken. Bedenk  antwoorden op de volgende vragen: 
  • Wie is dat meisje? Waar woont ze? Is ze Nederlands?
  • Wat is er gebeurd voordat ze op die plek was? Waar is deze plek? In Nederland of een ander land?
  • Wat is er zo bijzonder aan die aap? Zijn er nog meer dieren?
  • Waarom is het meisje alleen? Waar is haar familie?
  • Gaat ze door het hek naar binnen? Wat gebeurt er dan?  OPEN EINDE :)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

aanvragen abonnement bibliotheek

Slide 21 - Diapositive

oefening maken

Slide 22 - Diapositive

Hoe heten de onderstreepte woorden?
1. Op het schoolplein staat een voetbalkooi.
2. De kooi is niet zo groot, maar je kan er een potje voetbal in spelen.
3. Hasan voetbalt elke dag met zijn vrienden.
4. Hij vindt de aula heel druk.

Slide 23 - Diapositive

Cambiumned.nl of Zebra 


  • Ga naar Cambiumned.nl
  • Oefen voor de toets (woordsoorten) of ga verder met Zebra (boek of online

Slide 24 - Diapositive

Toets woordsoorten
  • Schrijf duidelijk je voor- en achternaam op het blad. 
  • Schrijf duidelijk en leesbaar.
  • Als je klaar bent, ga je lezen of zachtjes werken in Zebra.

Slide 25 - Diapositive

afspraken in de bibliotheek
  • We gaan lopend, dan loop je met mij mee of je gaat zelf met de fiets.
  • In de bibliotheek zijn we rustig (niet rennen) en praten we zachtjes 
  • Ik ga jullie daar eerst rondleiden en uitleg geven
  • Daarna ga je zelf boeken uitzoeken en meenemen als je een pasje hebt
  • Opdracht in de bibliotheek:

Slide 26 - Diapositive

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 27 - Diapositive