Grammatica klas 1 pv tm bwb

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

pv t/m bwb

zinsontleding
Welke woorden horen daarbij?

Welke regels ken je nog?

De regels

pv --> zin in de andere tijd /  vraagzin maken

wg --> alle werkwoorden uit de zin. 

ow --> Wie (of wat) + wwg? = ................. <-- ow

lv --> Wie/wat + wwg + ond? = .............. <-- lv

mv --> aan wie/ voor wie?

bwb --> alles wat overblijft

Wat weet je nog over
zinsdelen?

Stappenplan zinsdelen

1. Zoek de pv --> zet er een streep voor en achter.

2. Zet een streep vooraan de zin.

3. Zijn er meer ww? Zet ze ' vast' tussen 2 strepen.

4. Hussel de zin: Wat kan vóór de pv staan? Dat is 1 zinsdeel

5. Hussel tot je alle zinsdelen hebt gevonden. 

Oefenen met zinsdelen

1. In het water dreef een klompje met een zeiltje.

2. Wil je moeder ook een kopje thee?

3. 's Avonds lees ik graag even voor ik ga slapen.

4. In het zwembad zag ik Maikel met Olga dollen. 

5. Volgens mij wil hij verkering vragen aan haar. 

oefenen met de pv

1. Ik ga vanavond met mijn zusje stoepranden.   

2. Wil jij nog even de afwas voor me doen?

3. Wie heeft Karim vanochtend gezien?

4. Voor welke vakken van school sta jij onvoldoende?

5. Een gevangen bal levert je dubbele punten op.

oefenen met het wg

1. Morgen zou ik graag met je willen winkelen.

2. Wat ga jij vanavond doen?

3. De gebakken eieren waren eigenlijk een beetje aangebrand.

4. Welk liedje ben je aan het neuriën?

5. Je zit vandaag weer zo te knoeien!

6. Wil jij ook wat van zijn appeltaart proeven?

oefenen met pv, wg en ow

1. Marieke heeft de hele avond zitten leren voor Engels.

2. Heb jij al een exemplaar van de nieuwe Donald Duck gekocht?

3. Waarom ben jij vandaag te laat?

4. Meneer en mevrouw De Bruin gaan dit jaar nog verhuizen.

5. Dit geloof je nooit!

6. De hond van onze nieuwe buren heeft de hele nacht geblaft.

Ik heb nog nooit van dat woord gehoord!
pv - wg - ow

Die gekke vragen van jou begrijp ik echt niet.
pv - wg - ow

Waarom zitten jullie zo te giechelen?
pv - wg - ow

Ik kan pv, wg en ow vinden in een zin.

😒🙁😐🙂😃

Oefenen uit het boek

Maak van blz 80 de volgende opdrachten:

1, 2 en 4

Daarna doen we een testje: opdracht 9B van de online methode.

Het lijdend voorwerp

De regel is: Wie/wat + wg + ond? = .................. <--- lv

Ik heb gisteren aan haar mijn fiets geleend.

pv = 

wg = 

ow = 

lv = 

Niet iedere zin heeft een lv.             wie/wat + wg + ow? = .............. <-lv

Ik loop vandaag naar school.

pv = 

wg = 

ow =

lv =

Deze jongen wordt iedere dag gebracht door zijn broer.

pv =

wg =

ow =

lv =

Ik gaf mijn moeder bonbons.
lv =

1. ik
2. mijn moeder
3. bonbons
4. X

Heb jij je schrift vandaag bij je?
lv =

1. jij
2. je schrift
3. vandaag
4. je

Dat had je nou niet moeten doen.
lv =

1. Dat
2. he
3. niet
4. X

Wij hebben veel spinnen in ons schuurtje.
pv, wg, ow, lv

In het zevende bed lag Sneeuwwitje heerlijk te slapen.
pv, wg, ow, lv

Ze had ook een slokje uit alle bekers genomen.

pv, wg, ow, lv

Bovendien had ze van alle bordjes een hapje gesnoept.

Oefenen uit het boek

Blz 106 opdracht 1, 2, 3 en 4

Leren = fouten maken, begrijpen waarom het fout was en dan je strategie aanpassen. 

Dus: vraag hulp!!

Ik snap het lijdend voorwerp!

😒🙁😐🙂😃

Het meewerkend voorwerp

Regel: aan wie? voor wie?

voorbeelden:

Ik geef aan jou mijn aantekeningen van geschiedenis.

Ik koop voor mijn moeder een nieuw telefoonhoesje. 

Maar let op!

- Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp (mv)!

- Soms staat 'aan' niet in de zin:

   * Ik geef aan jou mijn zakdoek.      aan jou  = mv
    * Ik geef jou mijn zakdoek.                        jou = mv

- met ' aan' of 'voor' mag geen plaats of tijd bedoeld worden:

     * Ik zal voor het huis op je wachten.  voor het huis is geen mv

      * Ik hang mijn jas aan de stoel.    aan de stoel is geen mv

Ik heb voor jou even de ramen gelapt.
mv =

1. Ik
2. jou
3. voor jou
4. voor de ramen

Wil jij even voor mij die papieren opschuiven?
mv =

1. Jij
2. voor even
3. mij
4. voor mij

Aan jou kan ik dit geheim wel vertellen.
mv =

1. aan jou
2. jou
3. dit geheim
4. vertellen

Heb ik jou al verteld dat ik verliefd ben?
mv =

1. ik
2. jou
3. voor jou
4. aan jou

Ik heb mijn moeder niet verteld dat ik een onvoldoende had.

1. Ik
2. mijn moeder
3. een onvoldoende
4. verteld

Wie heeft er aan de koekjes gezeten?
mv =

1. Wie
2. aan de koekjes
3. de koekjes
4. X

Ik wil aan jou wel mijn fiets uitlenen.
pv, wg, ow, lv, mv

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Alles wat overblijft!

Makkelijk he?

Oefenen (klassikaal)

1. Heb jij laatst aan hem mijn foto's laten zien?

2. Gisteren zag ik mijn ex aan de overkant van de straat lopen. 

3. Voor de school stond de hele tijd een zwarte Mercedes te wachten. 

Snappie ut?

😒🙁😐🙂😃