12.2 Het zit in de familie

Begrippen 12.1
Begrip                                                     Betekenis
Genotype                                                      .......
Fenotype                                                       ......
Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Recessief
kruising
Intermediair fenotype
Co-dominant
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Begrippen 12.1
Begrip                                                     Betekenis
Genotype                                                      .......
Fenotype                                                       ......
Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Recessief
kruising
Intermediair fenotype
Co-dominant

Slide 1 - Diapositive

12.2 Het zit in de familie

Slide 2 - Diapositive

 Erfelijke aandoeningen
Drager = Het ziekmakende allel is wel aanwezig, maar deze persoon is niet ziek.
Monogeen = Een aandoening wordt bepaald door één gen
1. Recessieve overerving (aa)
2. Dominante overerving (Aa of AA)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Geslachtsgebonden overerving:
Recessief
Voorbeeld: Kleurenblindheid


                              1 op 8 is kleurenblind                                                 1 op 12 is drager
Dominant
Komt bijna niet voor!
Voorbeeld: Syndroom van Alport (Aandoening van nieren, oren en ogen)

Slide 5 - Diapositive

Recessieve overerving
  • Beide ouders zijn drager (heterozygoot)
  • Kind krijgt 2 recessieve allelen voor de erfelijke aandoening; gevolg: aangedaan
  • Homozygoot recessief

Slide 6 - Diapositive

Dominante overerving
  • 1 van de ouders moet ziek zijn (heterozygoot of homozygoot dominant)
  • Kinderen met het dominante allel zijn ziek
  • Aandoening vaak bij meerdere generaties in een familie

Slide 7 - Diapositive

Geslachtsgebonden recessieve overerving
  • Meestal op het X-chromosoom
  • Notitie: 

  • Kleurenblindheid

Slide 8 - Diapositive

Kleurenblindheid
  • Gebonden aan het X-chromosoom
  • Mannen hebben maar 1 X-chromosoom dus meer kans op kleurenblindheid
  • 1 op de 12 mannen kleurenblind
  • Kans op een kleurenblind meisje <0.5%

Slide 9 - Diapositive

Erfelijkheidsvoorlichting
(voorbeeld: taaislijmziekte)

Prenataal onderzoek

Slide 10 - Diapositive

Stamboomonderzoek
Rondje = vrouw
vierkantje = man

Slide 11 - Diapositive

Eigenschap dominant of recessief?
Zoek in de stamboom naar 2 ouders met dezelfde eigenschap, die een kind krijgen die die eigenschap niet heeft.

De eigenschap kan alleen maar als het dominant is.

Zou het namelijk recessief zijn, dan zouden de ouders allebei het genotype aa moeten hebben. Dan kunnen ze alleen kinderen krijgen met het genotype aa.

Slide 12 - Diapositive

Opdracht 1:
Welke eigenschap is dominant: wit of zwart?
Waaraan kun je dit zien?

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 1:
Welke eigenschap is dominant, wit of zwart?
Waaraan kun je dit zien?
Antwoord:
zwart = dominant
Dat kun je zien aan 11, 12 en 15

Slide 14 - Diapositive

Opdracht 1:
Welke eigenschap is dominant, wit of zwart?
Waaraan kun je dit zien?
Antwoord:
zwart = dominant
Dat kun je zien aan 11, 12 en 15
Als twee ouders met dezelfde eigenschap een nakomeling met een andere eigenschap hebben, zijn de ouders altijd heterozygoot!
Aa              Aa


aa

Slide 15 - Diapositive

Opdracht 2:
Schrijf in je schrift 1 t/m 16 en probeer achter elk nummer het genotype op te schrijven

Slide 16 - Diapositive

Opdracht 2:
Schrijf in je schrift 1 t/m 16 en probeer achter elk nummer het genotype op te schrijven

Stap 1: alle witte cavia's hebben aa
aa
aa
aa
aa
aa

Slide 17 - Diapositive

Opdracht 2:
Schrijf in je schrift 1 t/m 16 en probeer achter elk nummer het genotype op te schrijven

Stap 2: als een zwarte caviaouder een witte nakomeling heeft is de ouder sowieso Aa
aa
aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
Aa

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 2:
Schrijf in je schrift 1 t/m 16 en probeer achter elk nummer het genotype op te schrijven

Stap 3: als een witte caviaouder een zwarte nakomeling heeft, is deze nakomeling sowieso Aa
aa
aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa

Slide 19 - Diapositive

Opdracht 2:
Schrijf in je schrift 1 t/m 16 en probeer achter elk nummer het genotype op te schrijven

Stap 4: er zijn nu nog paar zwarte cavia's over waarvan je niet zeker weet of het AA of Aa is. Je schrijft ze dan allebei op
aa
aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
AA of Aa

AA of Aa

Slide 20 - Diapositive

aa
aa
aa
aa
aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
Aa
AA of Aa

AA of Aa

Slide 21 - Diapositive


Welke eigenschap is dominant?
A
Ziek
B
Gezond

Slide 22 - Quiz


Wat is het genotype van persoon 8?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 23 - Quiz