Begrippen Zorghotel

Oefentoets
Begrippen Zorghotel
20 begrippen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets
Begrippen Zorghotel
20 begrippen

Slide 1 - Diapositive

Kies steeds het juiste antwoord

Succes!

Slide 2 - Diapositive

Revalidatie
A
Proces van gezonder eten en bewegen
B
Dat je er verzorgd en netjes uit ziet.
C
Ontkalking van de botten, komt voor bij vrouwen na de overgang.
D
Het proces van herstel zodat je je weer zo goed mogelijk zelf kunt bewegen.

Slide 3 - Quiz

Bacterie is..
A
Tweecellig micro-organisme, waar mensen niet ziek van worden.
B
Eencellig en heel klein micro-organisme dat ziekten kan veroorzaken.
C
Eencellige schimmel die ziektes kan veroorzaken.
D
Een virus, waar mensen ziek van kunnen worden.

Slide 4 - Quiz

Non-profitorganisatie
A
Een organisatie of een instelling die GEEN winst hoeft te maken
B
Een organisatie of een instelling die WEL winst moet maken.
C
Een organisatie of instelling die zich inzet voor gezond eten.
D
Een organisatie of instelling waar vrijwilligers werken.

Slide 5 - Quiz

Geconserveerd voedsel is....
A
Gemakseten, zoals kant- en klare maaltijden.
B
Voedsel wat speciaal gemaakt is voor oudere mensen.
C
is voedsel dat langer houdbaar is gemaakt door ervoor te zorgen dat bacteriën, schimmels en gisten zich niet kunnen vermenigvuldigen.
D
Voedsel wat minder lang houdbaar is gemaakt.

Slide 6 - Quiz

Representatief is...
A
Goede indruk geven Iemand die er verzorgd uitziet en mensen vriendelijk te woord staat.
B
Slechte indruk geven, je ziet er niet verzorgd uit en spreekt niet netjes naar mensen.
C
Dat je sociaal bent naar oudere mensen.
D
Proces van gezonder eten en bewegen.

Slide 7 - Quiz

BMI betekent
A
Body Master Index Verhouding tussen lengte en gewicht.
B
Body Mass index. Verhouding tussen lengte en gewicht.
C
Body Minister Index Verhouding tussen je gewicht en lengte.
D
Boy Master Index. Verhouding tussen lengte en gewicht.

Slide 8 - Quiz

Osteoporose is...
A
Chronische longziekte
B
Pijnlijke en rode gewrichten, vaak ook met ontstekingen.
C
Ontkalking van de botten, komt vaak voor bij vrouwen na de overgang.
D
Ontstekingen aan gewrichten.

Slide 9 - Quiz

Menucyclus is
A
Keuze maken van de menukaart.
B
De kok kiest een menu voor het nieuwe restaurant.
C
Het NIET vastleggen van het menu voor een aantal werken, bijvoorbeeld in een restaurant of café.
D
Het vastleggen van de menu's voor een aantal weken, bijvoorbeeld in een instelling of ziekenhuis

Slide 10 - Quiz

Energiebeperkt dieet is...
A
Is een dieet waarbij je ervoor zorgt dat je MINDER calorieën binnenkrijgt dan je verbruikt, waardoor je afvalt.
B
Is een dieet waarbij je MINDER zout gebruikt. Dit is goed voor de bloeddruk.
C
Is een dieet waarbij je MEER calorieën eet, waardoor je extra aankomt.
D
Een dieet waarbij je MEER zout gebruikt.

Slide 11 - Quiz

De schijf van vijf is.....
A
Een hulpmiddel van het voedingscentrum, zodat mensen ongezonder gaan eten.
B
Een hulpmiddel van het Voedingscentrum dat je kunt gebruiken om gezond te eten.
C
Hulpmiddel van de nierstichting zodat mensen gezonder gaan eten.

Slide 12 - Quiz

Diabetes is....
A
Een ander woord voor overgewicht.
B
Ook wel suikerziekte genoemd. Lichaam maakt dan TE VEEL insuline aan.
C
Een orgaan dat insuline aanmaakt.
D
Wordt ook wel suikerziekte genoemd. Lichaam maakt te weinig of geen insuline aan.

Slide 13 - Quiz

Cholesterolgehalte is...
A
Hoeveelheid vet in je bloed.
B
Hoeveelheid cholesterol dat je NIET mag eten.
C
Hoeveelheid cholesterol dat je mag eten.
D
Hoeveelheid water in je bloed.

Slide 14 - Quiz

Debarrasseren is...
A
Tafels opdekken volgens vaste regels.
B
Gasten eten/drinken serveren volgens vaste regels.
C
Tafels indekken.
D
Tafels afruimen volgens vaste regels.

Slide 15 - Quiz

Gratineren is...
A
Een bord mooi opmaken.
B
Een goud-bruin korstje aanbrengen op een gerecht.
C
Een snijdtechniek.
D
Een kooktechniek in de keuken. Wordt vaak gebruikt in de chineese keuken.

Slide 16 - Quiz

Chinoise is...
A
Een ander woord voor Osteoporose.
B
Snijdtechniek waarbij je het eten in blokjes snijd.
C
Snijdtechniek waarbij je het eten in ruitjes snijd.
D
Snijdtechniek waarbij je het eten in reepjes snijd.

Slide 17 - Quiz

Voedingsleer is...
A
Is kennis over voeding. Je leert welke voedingsstoffen in voedingsmiddelen zitten.
B
Is kennis over de verschillende eetgewoonten bij diverse culturen.
C
Is kennis over de schijf van vijf.

Slide 18 - Quiz

Vezelrijk is...
A
Betekend met heel weinig voedingsvezels. Is goed voor de stoelgang.
B
Betekent met veel voedingsvezels. Vezelrijk voedingsmiddel is belangrijk voor een goede stoelgang
C
Betekent dat iemand op dieet is en extra vezels moet eten.
D
Betekent dat iemand op dieet is en extra weinig vezels moet eten.

Slide 19 - Quiz

Duurzaam is....
A
Betekent dat je niet goed voor het milieu zorgt.
B
Betekent dat iets voor eeuwig en altijd is.
C
Betekent milieuvriendelijk of het besparen op grondstoffen.
D
Duurzaam zijn producten die heel duur zijn in de winkel.

Slide 20 - Quiz

Einde toets!!!

Slide 21 - Diapositive