1H/Vwo §7.1 Rekenen met getallen

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

§7.1 Rekenen met getallen

Huiswerk:  4  t/m  10

Sommige nieuwe woorden komen erin voor!

Het is van belang om hun betekenis te weten.

Daar is deze LessonUp voor.

§7.1 Calculating with numbers

Homework:  4  t/m  10

leerdoelen:

- wat is a som, een verschil, een product and a quotiënt ?

- hoe bereken je in de goede volgorde?

De nieuwe worden:

haakjes          product       quotiënt

som             verschil                  

Neem de volgende informatie goed in je op.

Later in deze LessonUp komen er verschillende vragen over.

Som :

Als je twee of meer getallen optelt, krijg je de SOM

van deze getallen.  Bijvoorbeeld   35 + 12 = 47

Verschil:

Als je twee getallen van elkaar aftrekt,

krijg je het  VERSCHIL.

Voorbeeld:          45 - 16 = 29,  dus 29 is het verschil van 45 en 16.

Product:

Als je twee (of meer) getallen van elkaar aftrekt, krijg je het PRODUCT    van die getallen.

Voorbeeld:

 23 x 3 = 69,  dus 69 is hen Product of 23 and 3.

Quotiënt:

Als je twee getallen door elkaar deelt, 

krijg je het QUOTIËNT.

.

Voorbeeld:  14 : 7 = 2,  dus het quotient van 14 en 7 is 2.

Noem de vier belangrijkste woorden van de vorige slides.

Het Product van 15 en 3 is ......

1. 18
2. 5
3. 45
4. 12

Het Product van 15 and 3 ....

betekent de vermenigvuldiging  van 15 en 3, dus:

15 x 3 = 45

De som van 34 en 13 is .........

1. 21
2. 21
3. 57
4. 47

De som van 34 and 13 is ...

47, want de som betekent optellen.

Het quotiënt van 27 en 9 is ........

Misschien weet je nog van de basisschool

dat .....

 x  en :  voor  +  and   -   gaan

Dat is nog steeds zo.

Maar ... er zijn uitzonderingen.

Zie de volgende slides!

Tijd voor ... iets nieuws!

HAAKJES !

Amazing stuff, down here:

De laatste opgave bevat HAAKJES.

Daarom wordt de gewone volgorde (x gaat voor +) nu niet op:

er wordt eerst 8 bij 2 opgeteld en dan pas wordt er vermenigvuldigd met 5!

Wat is de uitkomst van:
(6 + 6) : 3 ?

1. 3
2. 4
3. 9
4. -5

Oplossing:       (6 + 6) : 3 =

Werk eerst de HAAKJES uit:

(6 + 6) : 3 = 12 : 3 =4             

In de volgende slide wordt de VOLGORDE van de BEWERKINGEN

uitgelgd.

Een VOORBEELD hiermee:

De goede NOTATIE is belangrijk.

Vind de FOUT in de volgende slide.

5 + 5 x 3 = 15 = 5 + 15 = 20

Ook al is de uitkomst goed, er zit een fout in de berekening.

Op een toets kost dit punten en dat is onnodig.

Probeer de fout te vinden!

5 + 5 x 3 = 15 = 5 + 15 = 20

Het stapje:

' = 15 '    is onjuist

Immers, ten slotte is de uitkomst 20. 

Dus eigenlijk staat er dat 15 gelijk is aan 20 ?!

Het stapje ' = 15 ' is de uitkomst van het 'tussenresultaat' van 5 x 3.

Als gedachtenstapje is het goed, maar hier hoort het niet thuis!

Geef een BEREKENING en het ANTWOORD van
4 : 2 + 7 x 3 - 4 x 2 = .......

1. 31
2. 2 = 2 + 21 = 23 - 8 = 15
3. 2 + 21 - 8 = 15
4. 15

Fotovraag: bereken 7 + 3 x 4 : 6 - 5 = ...

1. Schrijf deze opgave over in je schrift..

2. Schrijf een BEREKENING op en

3. ten slotte het ANTWOORD.

4. Maak een foto van je werk.

5. Suur je foto in in de FOTOVRAAG

SCHRIJF over en BEREKEN: 7 + 3 x 4 : 6 - 5 = .........

Oplossing:

Huiswerktijd - zie ook de volgende slide.

HV1P :    4 t/m 8,     plus S2 + S7

Heb je VWO plannen, vervang dan 

S2 en S7 door

C1 en C2.

Huiswerktijd - aanvullende opmerking:

OPgaven 7 en 8:

NIET ALLEEN DE ANTWOORDEN !

1.  Schrijf de opgave over in je schrift.

2. Schrijf een BEREKENING in je schrift, zoals je in de twee voorbeelden boven opgave 7 ziet staan!