H5-poortader-vraag 14

Thema 5 Transport
Basisstof 3
opdracht 14 Poortader
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 Transport
Basisstof 3
opdracht 14 Poortader

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

1. Wat stelt orgaan P voor?

Slide 3 - Question ouverte

2. Welk orgaan kan worden voorgesteld door Q? 4 mogelijkheden

Slide 4 - Question ouverte

antwoord vraag 2
Q kan zijn:
- maag
- dunne darm
- dikke darm
- 12 -vingerige darm
- alvleesklier
- milt

Slide 5 - Diapositive

3. Geef de namen van de genummerde van de bloedvaten

Slide 6 - Diapositive

antwoord vraag 3
1 = bovenste holle ader
2 = onderste holle ader
3 = leverader
4 = longslagader
5 = leverslagader
6 = poortader

Slide 7 - Diapositive

4. Rangschik de bloedvaten 2 t/m 5 van de grootste hoeveelheid bloed naar de kleinste.
(nummers scheiden door komma's)

Slide 8 - Question ouverte

uitleg vraag 4
bloedvat 4: longslagader. Deze bevat dezelfde hoeveelheid bloed als de aorta. Bloedvat = onderste holle ader, deze bevat alle bloed, dat afkomstig is van het onderlichaam.
Bloedvat 3: leverader, deze bevat het bloed uit de leverslagader(5) en de poortader (6)

Slide 9 - Diapositive

5. In welk bloedvat kan het glucosegehalte het sterkst variëren?
(alleen nummer geven)

Slide 10 - Question ouverte

uitleg vraag 5
bloedvat nr. 6: poortader. Na een maaltijd is het glucosegehalte hoog, want de bloedvaten in de darmen hebben glucose opgenomen.
Als er een tijdje niets is gegeten, zal er juist weinig glucose opname zijn.

Slide 11 - Diapositive

6. In welk bloedvat is het glucosegehalte het hoogst na periode van vasten?
(alleen nummer geven)

Slide 12 - Question ouverte

uitleg vraag 6
Vasten betekent niets eten. Het lichaam neemt dus geen voedingsstoffen op via de darmen. In de poortader zal de concentratie glucose laag zijn.
Het lichaam spreekt nu zijn glycogeenvoorraad aan. Deze bevindt zich in de lever. Glycogeen wordt omgezet in glucose en afgegeven aan de leverader --> nr. 3

Slide 13 - Diapositive

7. Bloed uit bloedvat van vraag 6 komt in de holle ader. Hoe verandert hierdoor het glucose gehalte?
Het glucosegehalte stijgt/daalt

Slide 14 - Question ouverte

uitleg vraag 7
bloed in de holle aders is glucosearm, want het bloed is afkomstig van de organen waar het glucose heeft afgegeven. Het glucoserijke bloed van de leverader (3) mengt met glucosearm bloed  (2) --> glucosegehalte daalt

Slide 15 - Diapositive

8. Rangschik de bloedvaten 1/m 4 van bloedvat met hoge naar lage glucose concentratie.
(nummers scheiden door komma's)

Slide 16 - Question ouverte

uitleg vraag 8
(3,2,4,1)

leverader heeft hoogste concentratie, daarna volgt verdunning door samenvoeging met nr. 2. Nr. 4 bevat het bloed van nr. 1 + 2. Dus heeft een hogere glucoseconcentratie dan nr. 1

Slide 17 - Diapositive