Tekstverbanden en signaalwoorden theorie

Welkom 
Nederlands 

Lezen en luisteren 
bouwsteen 4: samenhang

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 
Nederlands 

Lezen en luisteren 
bouwsteen 4: samenhang

Slide 1 - Diapositive

Planning van deze les 

- Vorige week zelfstudie bouwsteen 3 inleiding kern, slot
zie planner: maak dit  thuis alsnog!

- Theorie samenhang bouwsteen 4
- Opdrachten in taalblokken. 

Slide 2 - Diapositive

Ik kan:
Tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 

Slide 3 - Diapositive

signaalwoorden

Slide 4 - Carte mentale

Tekstverbanden en signaalwoorden 

-Een auteur of spreker probeert een verband (samenhang) aan te brengen in een tekst.
-Zonder samenhang is een tekst minder goed leesbaar. 

Je hebt verschillende soorten tekstverbanden. Deze kun je herkennen aan signaalwoorden.

Slide 5 - Diapositive

Tijd

Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort, uiteindelijk 

  • Voorbeeld: Als ik naar school ga, moet ik eerst een stuk fietsen, daarna word ik met de auto naar Leeuwarden gereden en vervolgens moet ik nog een stuk lopen.  

Slide 6 - Diapositive

Opsommend tekstverband 
Dingen worden achter elkaar opgenoemd. 
Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook; ook liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of ‘dots’

  • Voorbeeld: Ik moet mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

Slide 7 - Diapositive

Tegenstellend tekstverband 
Tegenovergestelde dingen worden genoemd. 

Signaalwoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant … aan de andere kant

  • Voorbeeld:  Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.

Slide 8 - Diapositive

tegenstellend verband
maak een zin

Slide 9 - Carte mentale

Toelichtend/ voorbeeld tekstverband 
Er wordt extra informatie gegeven over het onderwerp. Vaak in de vorm van een voorbeeld. 

Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan

  • Voorbeeld: De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5

Slide 10 - Diapositive

Concluderend tekstverband 
Bij een concluderend verband trekt de auteur een conclusie uit informatie eerder in de tekst.
Signaalwoorden: dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook

  • Voorbeeld: Tekst.............................................................
    Het is dus belangrijk om regelmatig het huiswerk te controleren.

Slide 11 - Diapositive

Redengevend tekstverband 
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Signaalwoorden: omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege 

  • Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik erg slecht geleerd had

Slide 12 - Diapositive

Oorzaak- gevolg tekstverband 
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je geen invloed hebt).
Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

  • Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.

Slide 13 - Diapositive

Doel-middelverband 
Geeft aan wel middel er nodig is om een bepaald doel te bereiken. 
Signaalwoorden: aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat

  • Voorbeeld: Mijn buurvrouw gaat vanavond collecteren (middel). Het doel is om zoveel mogelijk geld op te halen voor deze organisatie (doel). 

Slide 14 - Diapositive

Vergelijkend tekstverband 
De auteur maakt iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.
Signaalwoorden: in vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met 

  • Voorbeeld: Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.

Slide 15 - Diapositive

Probleem-oplossing 
Een tekst waarin de signaalwoorden: probleem en oplossing voorkomen.
Signaalwoorden: probleem, oplossing, uitkomst, antwoord, maar, helpen 

  • Voorbeeld: In de inleiding wordt het probleem aangekaart, vervolgens worden in het middenstuk per alinea oplossingen genoemd en uitgewerkt. 

Slide 16 - Diapositive

Voorwaarde 
Duidt een voorwaarde aan zinnen of alinea's aan. 

Signaalwoorden: als, indien, mits, tenzij, in (/voor) het geval dat

  • Voorbeeld: Als we met de bus gaan dan wil ik wel dat we broodjes meenemen


Slide 17 - Diapositive

Plaats de juiste signaalwoorden in de tekst
Spinnen aan de drugs

Een normaal spinnenweb ziet eruit als een fietswiel. Een spin heeft drugs gekregen. Het web dat ze weeft neemt heel andere vormen aan. Amerikaanse onderzoekers stelden het vast. Ze deden een aantal proeven met stimulerende en verdovende middelen.
Spinnen die onder invloed zijn van marihuana beginnen hun web te weven op de gewone manier. Na een poosje verliezen ze hun concentratie. Ze raken verdoofd. Het web ziet er in het midden uit als een normaal web. Aan de buitenkant zit het vol gaten.

Slide 18 - Diapositive

Oefenen in taalblokken 
Bouwstenen 3F --> Samenhang --> Lezen en luisteren --> maken bolletje 1,2,4,5,6  

Kijk in de planner wat je nog moet inhalen!

Slide 19 - Diapositive

Pauze
Pauze 

Slide 20 - Diapositive

Afsluiting les 

Slide 21 - Diapositive