Door welk type bloedvat kunnen zuurstof en voedingstoffen worden uitgewisseld met de organen?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten
Slide 19 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Je ziet een nier en de bloedvaten. Hoe heet het bloedvat met de blauw pijl?
A
Nierader
B
Nierslagader
C
Nierhaarvat
Slide 20 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast. In welke bloedvaten stroomt zuurstofrijk bloed?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 3
D
3 en 4
Slide 21 - Quiz
Sleep de onderstaande eigenschappen van de bloedvaten naar de juiste plek.
Dunne wand
Dikke wand
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Kleppen
Geen kleppen
Slagaders
Aders
Slide 22 - Question de remorquage
Hiernaast zie je een afbeelding van het hart.
Met welk nummer wordt de rechterkamer aangegeven?
A
1
B
3
C
4
D
5
Slide 23 - Quiz
Bij de bloedstolling vinden onder andere de onderstaande processen plaats. Zet de processen in de juiste volgorde door ze naar de juiste plek te slepen. Begin bij nummer 1.
1
2
3
4
Er vormt zich een netwerk van draden.
Uit bloedplaatjes komen stoffen vrij.
Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.
Er ontstaat een korstje.
Slide 24 - Question de remorquage
In de onderstaande afbeelding zijn schematisch de lever en een deel van de dunne darm van de mens met aan- en afvoerende bloedvaten getekend. De bloedvaten staan aangegeven met cijfers. De namen van de bloedvaten staan aan de rechterkant.
Sleep nu de namen van de bloedvaten naar het juiste cijfer.
1
2
3
4
leverslagader
darmslagader
poortader
leverader
Slide 25 - Question de remorquage
In de afbeelding is een dwarsdoorsnede door de borstkas van de mens schematisch getekend. P geeft een harthelft aan. P is door een bloedvat verbonden met orgaan Q. Dit bloedvat is niet getekend.Welke harthelft wordt aangegeven met P? En welk orgaan wordt aangegeven met Q?
A
P = linker harthelft
Q = de lever
B
P = linker harthelft
Q = een long
C
P = rechter harthelft
Q = de lever
D
P = rechter harthelft
Q = een long
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Vidéo
zuurstofrijk bloed
zuurstofarm bloed.
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Wat is de samenstelling van bloed
Plasma
Water
eiwitten
Overige stoffen
Vaste bestanddelen:
Rode bloedcellen
witte bloedcellen
bloedplaatjes
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Huiswerk:
Lezen paragraaf 7
Maken paragraaf 7
Begrippen paragraaf 1-6 nog eens goed doorlezen. Welke vind je nog moeilijk?