Het voorzetselvoorwerp

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Maak 3 korte zinnen
en beschrijf op welke
plaats één van deze voorwerpen
staat

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

Opa vertrok vorige week op reis met zijn kleinkinderen.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

Zelf heb ik helemaal geen hekel aan schaatsen.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

Hij is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de brand.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

Hij is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de brand.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quiz

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

Zelf heb ik helemaal geen hekel aan schaatsen.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Quiz

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

Zelf heb ik helemaal geen hekel aan schaatsen.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Quiz

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

We noemen dit soort appel een granaatappel.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 19 - Quiz

Welk zinsdeel wordt hier aangeduid?
Welk zinsdeel staat hier aangeduid?

Ze moest zich schamen voor de lelijke dingen die ze zei.
A
Lijdend voorwerp
B
Voorzetselvoorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 20 - Quiz

Bedankt voor jullie  aandacht

Slide 21 - Diapositive