Woorden in context (foto-opdracht)

Woorden
in context
Stap 7
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woorden
in context
Stap 7

Slide 1 - Diapositive

1) verschil bwb en vzv
     bwb: plaats -> De man zit op de bank.
     vzv: vaste combi met ww -> de leerling 
               reageert op de vraag van de docent.

2) verschil wg en ng met vorm van 'blijven'
     Het blijft de hele dag regenen. / Ik denk dat 
     ik hier blijf.
     Ik blijf altijd mezelf. / Het meisje blijft lief.

3) komma -> altijd samengesteld? Onjuist
      EV meerdere bwb's? Juist

4)  EV / S / S
5) C (of als nevenschikkend voegwoord)

6)

7)   is gestart (ng of wg)
       volgens ... codeweek (bwb)
       programmeren (o)
       jongeren (mv)

8) OS / NS / NS / OS

9) Op dat moment begreep ik het
      Op dat moment begreep ik dat grammatica 
      eigenlijk een heel leuk onderdeel is.


Slide 2 - Diapositive

Volgens Maria uit de tweede | is | dat | geen leuke film.

Slide 3 - Diapositive

Aangezien de zanger van de band problemen had met zijn stem, || moest | het concert | worden uitgesteld.

Slide 4 - Diapositive

Wie een onvoldoende haalt op deze toets, || realiseert | zich || dat hij deze leerstof nog een keer goed moet bestuderen.

Slide 5 - Diapositive

Omdat nog niet alle leden hun contributie hebben betaald, || zal | de vereniging | de komende week | helaas | de wanbetalers | opnieuw | een aanmaning | moeten sturen.

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen
Je kent de betekenissen van de moeilijke woorden.
Je kunt een onderschrift schrijven bij een foto.

Voorkennis:
Ken je de woorden van blok 1 en blok 2 (stap 7)

Hoe schrijf je als een journalist?



Schrijf als een journalist


Zelfstandig leren
Modulewijzer

Slide 7 - Diapositive

steeds op dezelfde manier
overgang
vroeger, voorheen
voortdurend, blijvend
voor het eerst aanwezig zijn
algemeen geldend (voor iedereen)
droombeeld
zich vergissen
suggestie
consequent
debuteren
permanent
transitie
utopie
eertijds
universeel
miskleunen

Slide 8 - Question de remorquage

schrijf een onderschrift
  1. Zorg ervoor dat het klopt;
  2. Observeer de foto goed;
  3. Beschrijf iets wat niet voor de hand ligt;
  4. Gebruik de tegenwoordige tijd;
  5. Je moet informeren, niet overtuigen;
  6. Wie, wat, waar, waarom, hoe?

Mensen bekijken eerst de foto en lezen dan het onderschrift. Zorg dat ze elkaar aanvullen, zodat de lezer nog een keer de foto bekijken na het lezen van jouw onderschrift.

Slide 9 - Diapositive

schrijf een onderschrift
  1. Zorg ervoor dat het klopt;
  2. Observeer de foto goed;
  3. Beschrijf iets wat niet voor de hand ligt;
  4. Gebruik de tegenwoordige tijd;
  5. Je moet informeren, niet overtuigen;
  6. Wie, wat, waar, waarom, hoe?

Mensen bekijken eerst de foto en lezen dan het onderschrift. Zorg dat ze elkaar aanvullen, zodat de lezer nog een keer de foto bekijken na het lezen van jouw onderschrift.
Wat betekent jouw moeilijke woord?
Loop rond en bekijk de foto's nauwkeurig.
Wat kun je bij de foto bedenken? (mag bedacht zijn)
Schrijf een onderschrift bij de foto('s)
Leg de memo's op de tafel
timer
8:30

Slide 10 - Diapositive

Zelfstandig leren

Ga verder met de modulewijzer 

 
Je werkt de eerste 12 minuten zelfstandig en in stilte
Modulewijzer

Volg de studiewijzer en de modulewijzer

Plan het leren van de woordbetekenissen in
timer
12:00

Slide 11 - Diapositive