2.7 Het gebit + 2.9

het gebit
  • uitleggen hoe kauwen voor oppervlakte vergroting zorgt
  • benoemen onderdelen van een tand
  • uitleggen wat de functies ervan zijn
  • tandformule maken
  • tandformule van een volwassen gebit
  • uitleggen welke problemen kunnen ontstaan als een persoon niet goed poetst
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

het gebit
  • uitleggen hoe kauwen voor oppervlakte vergroting zorgt
  • benoemen onderdelen van een tand
  • uitleggen wat de functies ervan zijn
  • tandformule maken
  • tandformule van een volwassen gebit
  • uitleggen welke problemen kunnen ontstaan als een persoon niet goed poetst

Slide 1 - Diapositive

Waarom kauwen?
  • Kleinere brokjes van je voedsel slik je makkelijker door
  • Oppervlakte vergroten zodat verteringssappen het eten goed kunnen verteren. 

Slide 2 - Diapositive

Gebitselementen

Slide 3 - Diapositive

Tandholte
Zenuw
Kaakbeen
Tandvlees
Cement
Bloedvat
Tandbeen
Glazuur
Wortelvlies

Slide 4 - Question de remorquage

Tandformule

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat is de tandformule van dit gebit?
A
5.0.2 | 2.1.4 5.1.2 | 2.0.4
B
4.1.2 | 2.0.5 4.0.2 | 2.1.5
C
5.1.2 | 2.0.4 5.0.2 | 2.1.4
D
4.0.2 | 2.1.5 4.1.2 | 2.0.5

Slide 7 - Quiz

Verzorging van je gebit

  • Tandplak > laagje aanslag bestaande uit etensresten, speeksel en bacterien
  • Tandvleesontsteking > loszittende tand

Slide 8 - Diapositive

Hoe krijg je gaatjes?

- Tandplak -> tandsteen


- Tandvleesontsteking

Slide 9 - Diapositive

De functie van kauwen
A
Voedsel in kleine stukjes verdelen
B
Het oppervlak vergroten
C
Voedsel in grotere stukken verdelen
D
Het oppervlak vergroten en voedsel in kleine stukken verdelen

Slide 10 - Quiz

Wat bevindt zich in de tandholte
A
Zenuwen
B
Zenuwen en bloedvaten
C
Bloedvaten
D
Wortelvlies

Slide 11 - Quiz

Wat is de tandenformule van een volwassen per kaak
A
2.1.2 | 2.1.2 2.1.2 | 2.1.2
B
4.1.2 | 2.1.4 4.1.2 | 2.1.4
C
2.1.5 | 2.1.5 2.1.5 | 2.1.5
D
5.1.2 | 2.1.5 5.1.2 | 2.1.5

Slide 12 - Quiz

Soorten voereters
Herbivoren = planteneters
Carnivoren = vleeseters
Omnivoren = alleseters

Slide 13 - Diapositive

Planteneters/Herbivoren

Slide 14 - Diapositive

Herbivoren
  • plooikiezen en snijtanden
  • koeien en geiten zijn herkauwers
  • pens, netmaag, boekmaag, lebmaag (PeNiBeL)

Slide 15 - Diapositive

plooikiezen

Slide 16 - Diapositive

0

Slide 17 - Vidéo

Vleeseters/Carnivoren

Slide 18 - Diapositive

Carnivoor
  • knipkiezen
  • hoektanden
  • bovenkaak breder dan onderkaak zodat kiezen als benen van een schaar langs elkaar heen glijden
  • korter spijsverteringskanaal dan herbivoren

Slide 19 - Diapositive

hoektanden, snijtanden, knipkiezen

Slide 20 - Diapositive

Alleseters / Omnivoren

Slide 21 - Diapositive

Omnivoor
  • knobbelkiezen kunnen knippen en malen
  • hoektanden

Slide 22 - Diapositive

knobbelkiezen,

voortanden en hoektanden

Slide 23 - Diapositive

Wie hebben er knobbelkiezen?
A
koeien
B
paarden
C
schapen
D
varkens

Slide 24 - Quiz

Wie heeft het kortste darmkanaal?
A
koe
B
hond
C
mens
D
varken

Slide 25 - Quiz

hoe wordt een alleseter ook wel genoemd?
A
carnivoor
B
herbivoor
C
omnivoor
D
veelvraat

Slide 26 - Quiz

hoelang is het spijsverteringskanaal van een koe?
A
10 meter
B
20 meter
C
30 meter
D
40-60 meter

Slide 27 - Quiz

Welke dieren hebben hoektanden?
A
katten en varkens
B
honden en schapen
C
koeien en honden
D
mensen en paarden

Slide 28 - Quiz

Wat kan een carnivoor niet goed verteren?
A
cellulose
B
zetmeel
C
eiwitten
D
vetten

Slide 29 - Quiz

hoeveel magen heeft een koe?
A
1
B
3
C
4
D
6

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Vidéo

Doen

Lezen paragraaf 2.7 (en 2.9)
Opdrachten: 27, 29, 30, 31 en 33 (+ 1A en 1B: 45 en 46)

Slide 32 - Diapositive