herhaling 1 spelling

Herhaling
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Herhaling

Slide 1 - Diapositive

Algemeen
  • Startopdracht: Zet de werkwoorden in de juiste tijd.
  • Regels tegenwoordige tijd en verleden tijd/volt. dw.
  • Filmpje en werkwoorden
  • Oefenen via Classroom



Slide 2 - Diapositive

Maak
de
toets.
Zet
de 
werk-
woorden
in de 
t.t./v.t of vdw
1) (Ophouden) met dat geschreeuw!
2) Wij (durven-vt) niet naar huis te gaan.
3) Waarom (verbreden-tt) je het pad niet?
4) Het raadhuis was gisteren helemaal (versieren).
5) (Vermeld) je naam op het formulier!
6) Heb jij de juiste antwoorden (aankruisen)?
7) Eerst (ontleden) je de zin in stukjes.
8) (Worden) je broer morgen vijftien?
9) De auto (slippen-vt) in de bocht.
10) Hij heeft die cijfers (vermenigvuldigen).

Slide 3 - Diapositive

Oplossing
1. Houd op
6. aangekruist
2. durfden
7. ontleed 
3. verbreed
8. Wordt
4. versierd
9. slipte
5. Vermeld
10.vermenigvuldigd 

Slide 4 - Diapositive

Zet in verleden tijd (ik-vorm):
pv
Lezen
pv en voltooid dw
Kluiven
onvoltooid dw
Afbreken
voltooid dw
Zijn
voltooid dw
Bedenken
pv
Mogen
pv en voltooid dw
pv en voltooid dw
Zullen
Snijden

Slide 5 - Diapositive

Regels tegenwoordige tijd
1) Maak stam hele werkwoord=werkwoord-EN
2) IK                      stam
3) JIJ/HIJ
    ZIJ/HET            stam + t
4) Meerv.              hele werkwoord
5) Uitzondering:  JE/JIJ achter werkwoord=stam

Slide 6 - Diapositive



  • 1)sterk of zwak?
  • 2)zwak - stam blijft gelijk
  • 3) stam hele werkwoord
  • 4) kijk naar laatste letter van de stam
  • 5) in 't (x) kofschip?
  • ja + te of ten
  • nee +de of den


  • sterke werkwoorden
  • ook wel klankveranderende werkwoorden
  • veranderen van klank in verleden tijd
  • moet je weten of gehoord hebben
1) Is het werkwoord sterk of zwak?
2) Sterk                klankveranderend
3) Bijv.                  lopen=liepen
4)Je leert deze werkwoorden vanzelf
Stappenplan verleden tijd: sterke werkwoorden 

Slide 7 - Diapositive

 Stappenplan verleden tijd: Zwakke werkwoorden
1) Maak stam van het hele werkwoord 
2) Kijk naar laatste letter van de stam
3) In 't (x) kofschip? Ja +     te OF + ten
4) In 't (x) kofschip? Nee + de OF + den
5) Je weet op deze manier ook de laatste letter van het volt. dw. (of zet een E achter volt. dw.

Slide 8 - Diapositive

  • Andere naam: imperatief.
  • Je geeft iemand een gebod/commando/bevel.
  • Als er in een zin een gebiedende wijs wordt gebruikt, staat er geen onderwerp in.
  • De gebiedende wijs staat in de ik-vorm.
  • Het werkwoord staat vooraan in de zin.

Gebiedende wijs

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Hoeveel werkwoorden staan in deze tekst?
Welke twee zijn fout gespeld?
Angst ontstaat in het angstcentrum in je hersenen.
Eigenlijk het alarmsysteem van je lichaam. Als er gevaar dreigt, dan gaat het alarm af, en word je lichaam in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Je adem versneldt, je hart gaat hard kloppen en je bloeddruk stijgt. Klaar om de strijd aan te gaan! Of om heel erg snel weg te rennen… dat mag ook.

Slide 11 - Diapositive

Hoeveel werkwoorden staan in deze tekst?
Welke twee zijn fout gespeld?
Angst ontstaat in het angstcentrum in je hersenen.
Eigenlijk het alarmsysteem van je lichaam. Als er gevaar dreigt, dan gaat het alarm af, en word je lichaam in verhoogde staat van paraatheid gebracht. Je adem versneldt, je hart gaat hard kloppen en je bloeddruk stijgt. Klaar om de strijd aan te gaan! Of om heel erg snel weg te rennen… dat mag ook.
12 werkwoorden
rode werkwoorden zijn fout geschreven

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Spelling werkwoorden
Vul in:
Bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd moet je weten welke regel bij welk............. hoort.
In de........ tijd kun je 't kofschip of xtc koffieshop gebruiken.
Weet je niet of een voltooid deelwoord op een D of een T eindigt, doe dan het volgende.......

Slide 14 - Diapositive

Spinner bepaalt welk onderwerp je gebruikt in de tt bij de werkwoorden: worden/vinden/plagen/erven/antwoorden/blaffen/bevrijden/melden.
1
2
3
4
5
6
ik
jij
je broer achter pv
u
wij 
gebiedende wijs

Slide 15 - Diapositive

Spelling werkwoorden
Vul in:
Bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd moet je weten welke regel bij welk............. hoort.
In de........ tijd kun je 't kofschip of xtc koffieshop gebruiken.
Weet je niet of een voltooid deelwoord op een D of een T eindigt, doe dan het volgende.......
onderwerp
verleden
zet er een E achter

Slide 16 - Diapositive