3.3 Lezen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom

Ga rustig zitten

Pak je leesboek
Pak je Nederlands boek
Pak je etui
Ga lezen

Lekker lezen

Let op, dit is de laatste week dat we een boek lezen.

Weektaak

3.3 lezen opdracht 2 t/m 19

3 niet
9 niet
Af op: maandag 28 februari

3.3 lezen

- je leert alinea's herkennen.

- je leert kernzinnen te herkennen.

- je leert hoofd- en bijzaken te onderscheiden.

- je leert signaalwoorden van tegenstelling te herkennen.

Wat vind jij fijner om te lezen?

1. Eén lange tekst
2. een lange tekst die is opgedeeld in korte stukjes

Alinea

- Begint altijd op een nieuwe regel.

- De laatste zin stopt vaak halverwege de regel.
- De eerste zin begint soms halverwege de regel.

- Soms is er een witregel tussen alinea's

Voorbeeld

Weektaak

Werk in stilte aan de weektaak. Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.

Weektaak

Werk aan de weektaak. Je mag zacht overleggen.

Loop je op schema? Dan heb je vandaag t/m opdracht 5 gemaakt.

Kernzin en toelichting

Kernzin: zin met de belangrijkste informatie in de alinea. 

Eerste zin = kernzin
rest van de alinea = uitleg van de kernzin

Weektaak

Werk in stilte aan de weektaak. Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.

Weektaak

Werk aan de weektaak. Je mag zacht overleggen.

Loop je op schema? Dan heb je vandaag t/m opdracht 9 gemaakt.

Hoofdzaken en bijzaken

Hoofdzaak = het belangrijkste in de tekst

Bijzaak = minder belangrijk in de tekst

Hoofdzaken

Belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.

• Inleiding
• Slot
• Kernzinnen
• Signaalwoorden
• Verbanden

Bijzaken

Minder belangrijke informatie, maken de hoofdzaken duidelijker.

• voorbeeld
• herhaling
• uitleg
• cijfers
• details

Weektaak

Werk in stilte aan de weektaak. Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.

Weektaak

Werk aan de weektaak. Je mag zacht overleggen.

Loop je op schema? Dan heb je vandaag t/m opdracht 14 gemaakt.

Signaalwoorden

Geven een verband aan

Signaalwoord van tegenstelling

Signaalwoorden tegenstelling zijn:

1. verder, ten slotte, en
2. kortom, dus
3. tegenover, hoewel, echter

Sommige leerlingen doen goed hun best, maar anderen maken nooit huiswerk.

In de winter is het heel koud. Daarentegen is het in de zomer vaak warm.

Weektaak

Werk in stilte aan de weektaak. Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.

Weektaak

Werk aan de weektaak. Je mag zacht overleggen.

Loop je op schema? Dan heb je vandaag t/m opdracht 19 gemaakt.