§ 2.2 De productiefunctie VWO

§ 2.2 De productiefunctie
Wat is het gevolg van het toevoegen van een productiefactor op de stijging van de productie?

Kernwoorden:
- productiefunctie
- constante, toe- en afnemende meeropbrengsten


1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

§ 2.2 De productiefunctie
Wat is het gevolg van het toevoegen van een productiefactor op de stijging van de productie?

Kernwoorden:
- productiefunctie
- constante, toe- en afnemende meeropbrengsten


Slide 1 - Diapositive

De productiefunctie
De productiefunctie geeft het verband tussen de productie en de hoeveelheid ingezette productiefactoren

Als er meer werknemers worden aangenomen in een bedrijf, of als een werknemer meer uur gaat werken, neemt de productie toe. Maar, de stijging van de productie hoeft niet altijd hetzelfde te zijn.

Slide 2 - Diapositive

Meeropbrengsten
Er kan sprake zijn van:
  • toenemende meeropbrengsten: de productie neemt steeds meer toe. 
  • afnemende meeropbrengsten: de productie neemt steeds minder toe. 
  • constante meeropbrengsten: de productie neemt steeds met dezelfde hoeveelheid toe. 

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld
Een tuinder heeft een boomgaard met appelbomen. 
Hiernaast staat hoeveel 
hij kan produceren 
(plukken) met 
verschillende 
hoeveelheden 
werknemers:

Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld
Een tuinder heeft een boomgaard met appelbomen. 
Hiernaast staat hoeveel 
hij kan produceren 
(plukken) met 
verschillende 
hoeveelheden 
werknemers:

Slide 5 - Diapositive








Tot welke hoeveelheid werknemers heeft de tuinder toenemende meeropbrengsten?
Tot ...... werknemers.

Slide 6 - Diapositive








Tot welke hoeveelheid werknemers heeft de tuinder toenemende meeropbrengsten?
Tot 3 werknemers.

Slide 7 - Diapositive

Toe- en afnemende meeropbrengsten kun je ook zien in de productiefunctie:
Eerst neemt de 
hoeveelheid producten 
steeds verder toe bij 
toevoeging van een 
extra werknemer, 
daarna neemt 
de stijging af.

Slide 8 - Diapositive

§ 2.3 Productiekosten
Wat voor een kosten komen er kijken bij de productie?

Kernwoorden:
- vaste / constante kosten
- variabele kosten
- gemiddelde kosten
- marginale kosten

Slide 9 - Diapositive

Constante & variabele kosten
Er zijn sprake van twee soorten kosten:
- Totale constante kosten (TCK): onafhankelijk van de verkochte hoeveelheid, blijven de kosten hetzelfde. Ze zijn dus onafhankelijk van de productieomvang.
- Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld
Stel, je wilt op Koningsdag stuiterballen verkopen. Je kunt de stuiterballen inkopen voor € 0,50 per stuk. Je maakt ook een mooi reclamebord. De kosten hiervan zijn € 5,-.
Je denkt dat wanneer je een uur staat, je 50 stuiterballen kunt verkopen. Als je een uur langer staat, verkoop je iets minder dan het eerste uur, bijvoorbeeld 30.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

In het voorbeeld hierboven is er sprake van twee soorten kosten:
  • Totale constante kosten (TCK): zijn onafhankelijk van de productieomvang. In het voorbeeld zijn de TCK gelijk aan ..............................................................................................
  • Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten. In het voorbeeld zijn de totale variabele kosten ...............................................................................................

Slide 13 - Diapositive

In het voorbeeld hierboven is er sprake van twee soorten kosten:
  • Totale constante kosten (TCK): zijn onafhankelijk van de productieomvang. In het voorbeeld zijn de TCK gelijk aan ..............................................................................................
  • Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten. In het voorbeeld zijn de totale variabele kosten ...............................................................................................

Slide 14 - Diapositive

In het voorbeeld hierboven is er sprake van twee soorten kosten:
  • Totale constante kosten (TCK): zijn onafhankelijk van de productieomvang. In het voorbeeld zijn de TCK gelijk aan ..............................................................................................
  • Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten. In het voorbeeld zijn de totale variabele kosten ...............................................................................................

Slide 15 - Diapositive

In het voorbeeld hierboven is er sprake van twee soorten kosten:
- Totale constante kosten (TCK): zijn onafhankelijk van de productieomvang. In het voorbeeld zijn de TCK gelijk aan € 5,- (reclamebord)
- Totale variabele kosten (TVK): hoe meer je verkoopt, des te hoger kosten. In het voorbeeld zijn de totale variabele kosten € 0,50 x aantal stuiterballen (inkoop)

Slide 16 - Diapositive

De totale kostenfunctie wordt dan: 
.................................................................................................

In dit geval is er sprake van 
lineaire totale variabele kosten, 
omdat de variabele kosten per 
product constant zijn. 
Als dit niet meer in het geval is, 
is de kostenfunctie ook niet 
lineair meer.

Slide 17 - Diapositive

De totale kostenfunctie wordt dan: 
TK = TVK + TCK = 0,50q + 5

In dit geval is er sprake van 
lineaire totale variabele kosten, 
omdat de variabele kosten per 
product constant zijn. 
Als dit niet meer in het geval is, 
is de kostenfunctie ook niet 
lineair meer.

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld
Neem weer het voorbeeld van de stuiterballen verkoop op Koningsdag. 
Stel dat je ‘arbeid’ inhuurt in de vorm van je broertje die wel voor jou op de vrijmarkt wil zitten voor €15,- per uur.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Je ziet dat de kostenfunctie steeds steiler gaat lopen. Dat komt omdat er sprake is van afnemende schaalvoordelen: de kosten nemen meer dan evenredig toe met een uitbreiding van de productie. 
Je broertje kost voor elk uur extra steeds €
15, maar de extra verkoop wordt steeds lager.

Er is sprake van toenemende schaalvoordelen als de kosten minder dan evenredig toenemen met een uitbreiding van de productie.

Slide 22 - Diapositive

Gemiddelde kosten
De gemiddelde kosten, zijn de kosten per product (ook wel 
kostprijs genoemd). 
Dit geeft weer wat het kost om één product te maken: GTK = TK / q

Slide 23 - Diapositive

Voorbeeld (vervolg)
TK = 0,5q + 5

GTK = .....................................................................................

GVK = .....................................................................................

GCK = .....................................................................................

Slide 24 - Diapositive

Voorbeeld (vervolg)
TK = 0,5q + 5
GTK = (0,5q + 5) / q = 0,5 + 5/q
GVK = TVK / q = 0,5q / q = 0,5
GCK = TCK / q = 5/q

Slide 25 - Diapositive

Marginale kosten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.


Slide 26 - Diapositive

Voorbeeld (vervolg)
Hoeveel nemen de kosten toe als de productie 
stijgt van 0 naar 1? ....
Dit zijn de marginale kosten.
Hoeveel zijn de marginale kosten 
als de productie stijgt van 1 naar 2? .....
Hoeveel zijn de marginale kosten als de productie stijgt van 5 naar 6? .....

Slide 27 - Diapositive

Voorbeeld (vervolg)
Hoeveel nemen de kosten toe als de productie 
stijgt van 0 naar 1? 5
Dit zijn de marginale kosten.
Hoeveel zijn de marginale kosten 
als de productie stijgt van 1 naar 2? 15
Hoeveel zijn de marginale kosten als de productie stijgt van 5 naar 6? 55

Slide 28 - Diapositive

Had het uitgemaakt voor de marginale kosten als de constante kosten hoger of lager hadden gelegen? 
....................................................................................................
....................................................................................................

Slide 29 - Diapositive

Had het uitgemaakt voor de marginale kosten als de constante kosten hoger of lager hadden gelegen? 

Nee, want de constante kosten veranderen niet met de productieomvang.

Slide 30 - Diapositive

Productiefunctie en marginale kosten
Dat de marginale kosten toenemen als de productie stijgt, kun je ook zien in de grafiek van TK:

Als de productie toeneemt, 
stijgt de TK-functie steeds 
harder.

Slide 31 - Diapositive