1THVE: Verbes -er

  • Voca
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Dans ce cours...
Lesdoel

  Aan het einde van deze les kan ik de uitgangen van werkwoorden die eindigen op –ER benoemen en toepassen in korte zinnetjes. 


Slide 2 - Diapositive

Welke Franse werkwoorden ken je al?

Slide 3 - Carte mentale

En néerlandais
In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:
Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam
Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang

Slide 4 - Diapositive

En français
Werkwoorden die eindigen op -er:

Stap 1: Vind de stam-> hele werkwoord min -er
parler   - er = parl (stam)








Slide 5 - Diapositive

Wat is de stam van:
danser?

Slide 6 - Question ouverte

      Je                         +e             Je parle
        Tu                         +es          Tu parles
    Il/elle/on           +e             Il parle
                  Nous                  +ons        Nous parlons
               Vous                  +ez            Vous parlez
           Ils/elles            +ent         Ils parlent

Stap 2:  Voeg daarna de uitgangen toe:

Slide 7 - Diapositive

Verbes -er 
(werkwoorden -er)
Stap 1: - er
Stap 2: + uitgang > e/es/e/ons/ez/ent

Leer deze regel en je kan alle werkwoorden die eindigen op -er vervoegen!

Slide 8 - Diapositive

Stap 1 is:
A
stam+ uitgang erachter zetten
B
Hele werkwoord + uitgang
C
hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
D
de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Slide 9 - Quiz

Stap 2 is:
A
stam + uitgang erachter zetten
B
Hele werkwoord + uitgang
C
hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
D
de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Slide 10 - Quiz

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 11 - Question de remorquage

e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-

Slide 12 - Question de remorquage

Nous ... français.
A
parlons
B
parlez
C
parles
D
parlent

Slide 13 - Quiz

Les garçons ... le foot.
A
préférez
B
préfère
C
préfèrent
D
préférons

Slide 14 - Quiz

Je ... les maths.
A
détestes
B
détestez
C
détestent
D
déteste

Slide 15 - Quiz

Luc ... une fête.
A
donnes
B
donne
C
donnent
D
donnons

Slide 16 - Quiz

Is het werkwoord goed vervoegd?
Elle habitent aux Pays-Bas.
A
B

Slide 17 - Quiz

Is het werkwoord goed vervoegd?
Tu chantes une chanson.
A
B

Slide 18 - Quiz

Is het werkwoord goed vervoegd?
J'aime le tennis.
A
B

Slide 19 - Quiz

Is het werkwoord goed vervoegd?
Nous parlez néerlandais.
A
B

Slide 20 - Quiz

Elles ... le chocolat. (aimer)

Slide 21 - Question ouverte

Ma soeur ... le hockey. (adorer)

Slide 22 - Question ouverte

Je ... néerlandais. (parler)

Slide 23 - Question ouverte

Vous ... une pomme. (manger)

Slide 24 - Question ouverte

Tu ... aux Pays-Bas. (habiter)

Slide 25 - Question ouverte

Chloé et Monique ... le lundi. (danser)

Slide 26 - Question ouverte

Nous ... un film. (regarder)

Slide 27 - Question ouverte

Il ... de la musique. (écouter)

Slide 28 - Question ouverte

Les verbes en -er

Slide 29 - Diapositive

Schrijf het rijtje van "travailler"

Slide 30 - Question ouverte

les verbes
ik zoek
je cherche
je parle
je suis
je préfère
j'aime
ik houd van
ik praat
ik ben
ik heb liever

Slide 31 - Question de remorquage

Vertaal:
Ma mère aime la natation.

Slide 32 - Question ouverte

Vertaal:
Dimanche c'est mon anniversaire.

Slide 33 - Question ouverte

Vertaal:
Wij wonen op het platteland.

Slide 34 - Question ouverte

Vertaal:
De grootouders zijn dol op de neef.

Slide 35 - Question ouverte

Schrijf een Franse zin bij het plaatje.

Slide 36 - Question ouverte

Wordwall
Op de volgende dia's staan links naar spelletjes op Wordwall. Doe beide spelletjes een keer!
  • Whack-a-mole: Verbes -er
  • Group sort: Jours, mois, saisons

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien

Slide 39 - Lien

STAM +

Slide 40 - Diapositive

Les roues
Vervoeg de werkwoorden op -er.
Roue 1: pronoms personnels
Roue 2: verbes -er

Slide 41 - Diapositive