Aanwijzende en vragende voornaamwoorden

Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende en vragende voornaamwoorden
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzende en vragende voornaamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Welke woorden geven volgens jou een vraag aan?

Slide 2 - Carte mentale

Vragende voornaamwoorden
Vragende voornaamwoorden: Geven een vraag aan.
Er zijn vier vragende voornaamwoorden
1. Wie
2. Wat
3. Welk(e)
4. Wat voor  (een)
Alle andere vraagwoorden zijn bijwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Let op bij vragende voornaamwoorden
Een vragend voornaamwoord hoeft niet altijd in een vraagzin te staan.
Voorbeeld:
Hij vraagt wie zijn pen heeft gezien.

Slide 4 - Diapositive

Benoem het vragende voornaamwoord:
Mijn vriend vroeg mij wat voor sushi ik lekker vond.

Slide 5 - Question ouverte

Vul het vragend voornaamwoord in:
... gaat de rekening betalen?
A
Welk(e)
B
Wat
C
Wat voor (een)
D
Wie

Slide 6 - Quiz

Aanwijzende voornaamwoorden
Aanwijzend voornaamwoord: Wordt gebruikt om personen/dingen aan te wijzen. Een aanwijzend voornaamwoord kan met of zonder een zelfstandig naamwoord in de zin staan.
Aanwijzende voornaamwoorden:
Deze, die, dit, dat, zulk(e)(meervoud), zo'n(enkelvoud), dergelijk(e), zelf, hetzelfde en dezelfde

Slide 7 - Diapositive

Benoem het aanwijzend voornaamwoord: Zulke mooie schoenen heb ik nog nooit gezien.

Slide 8 - Question ouverte

Benoem het aanwijzend voornaamwoord: Kun je mij dat aangeven?
A
Kun
B
Je
C
Dat
D
Mij

Slide 9 - Quiz

Huiswerk voor dinsdag 21-12
Maken:
Werkblad aanwijzende en vragende voornaamwoorden.
Het werkblad kun je vinden in SOM bij dinsdag.

Klaar: Antwoorden inleveren via inleveropdracht in SOM

Slide 10 - Diapositive