Klas 3TL- voornaamwoorden

Nederlands
Klas 3

Voornaamwoorden
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Klas 3

Voornaamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Startopdracht
Benoem de woordsoorten: 
Ik zeulde mijn tassen de hoge, smalle trap van mijn Rotterdamse woning op. 

werkwoorden =                                                       persoonlijke voornaamwoorden =
zelfstandige naamwoorden =                          bezittelijke voornaamwoorden =
bijvoeglijke naamwoorden = 
voorzetsels =  
lidwoord = 

                            
timer
4:00

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van deze les kennen jullie deze voornaamwoorden en kunnen jullie deze voornaamwoorden aanwijzen in een zin:

persoonlijk voornaamwoord                              
bezittelijk  voornaamwoord                               
aanwijzend voornaamwoord                              
vragend  voornaamwoord                                       

Slide 3 - Diapositive

Persoonlijk
voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, dier of ding:

  • Wij gaan een weekendje weg.
  • Onze kat slaapt overdag, omdat hij 's nachts buiten rondloopt.
  • Ik heb je bericht ontvangen, maar ik heb het nog niet gelezen.

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn de pers. vnw.?
Jullie moeten hem deze vraag stellen.

Slide 5 - Question ouverte

Wat zijn de pers. vnw.?
Wij brengen hun ieder jaar een kerstcadeautje.

Slide 6 - Question ouverte

Aanwijzend
Bekijk de zin:
Deze rugzak vind ik veel handiger dan dat koffertje.

In deze zin zijn Deze en dat aanwijzende voornaamwoorden. Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst meestal een mens, een dier of een ding aan: deze jongen, dat varken, die jurk.
Dit zijn de aanwijzende voornaamwoorden:
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.
voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

Aanwijzend
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Joran kreeg een horloge voor zijn verjaardag en hij vond dat (horloge) het mooiste cadeau.

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook terugwijzen naar een hele zin:
  • Mijn broer draait altijd keiharde muziek op zijn kamer. Ik vind dat (mijn broer altijd keiharde muziek op zijn kamer draait) erg storend.


voornaamwoord

Slide 8 - Diapositive


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 9 - Question ouverte


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.  

Slide 10 - Question ouverte


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
het aanwijzend voornaamwoord vind ik zo'n gemakkelijke woordsoort.  

Slide 11 - Question ouverte

Vragend
voornaamwoord
 Een vragend voornaamwoord (vr.vnw) staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Er zijn vier vragende voornaamwoorden:

  • Wie gaat er mee naar de film?
  • Melvin vroeg wat het huiswerk is.
  • Wat voor (een) auto heb je gekocht?
  • Welke film heb je uitgekozen?

Slide 12 - Diapositive

Vragend
voornaamwoord
Let op: wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze verwijzen naar een eerder genoemd woord.

  • De tante naar wie Nicky is vernoemd, woont een dorp verderop. 
  • Volgens mij zie jij iets wat er niet iets. 

Slide 13 - Diapositive

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
persoonlijk 
voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 14 - Question de remorquage

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 15 - Question de remorquage


Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Slide 16 - Question ouverte


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor een hond past bij jou? 

Slide 17 - Question ouverte


Benoem het vragend voornaamwoord.

Weet je welke prijs we gewonnen hebben? 

Slide 18 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord
geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zn waar het bij hoort.

  • Jullie tuin.
  • Mijn telefoon.
  • Jouw huis.

Slide 19 - Diapositive

Noteer het bezittelijk voornaamwoord
"Wij horen graag uw mening!"

Slide 20 - Question ouverte

Wat heb je gisteren gedaan?

Wat is een?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Wie heeft het schoolfeest georganiseerd?

Wie =

A
aanwijzend voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz


Wie zou zo'n reis op die leeftijd ook durven te maken?

wie = ?
die = ?
A
Wie = vragend voornaamwoord die = aanwijzend voornaamwoord
B
Wie = vragend voornaamwoord die = bezittelijk voornaamwoord
C
Wie = persoonlijk voornaamwoord die = aanwijzend voornaamwoord
D
Wie = vragend voornaamwoord die = bezittelijk voornaamwoord

Slide 24 - Quiz

Dat meisje vindt hij leuk.

Dat =
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Vragend voornaamwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 25 - Quiz

Romantiek is het favoriete genre van Denise als het om films gaat.
Noteer de zelfstandige naamwoorden

Slide 26 - Question ouverte

En nu?
1) Verder met oefenen via Cambiumned.nl 

2) Begrijp je alles al? -->
Zorg ervoor dat je een nieuw leesboek hebt.

Dit boek heb je iedere les bij je: na 5 weken krijg je hierbij een opdracht. 
Kies eerst een titel uit via de website, daarna mag je naar de mediatheek. 

Slide 27 - Diapositive