Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
5V BS 4 en 5
KLAS BOE:
5V
herhaling BS 4 en 5
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Hier nu even een korte samenvatting van alle processen die we tot nu toe hebben gehad
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Nu volgen een aantal vragen om te kijken of je het goed genoeg begrijpt
Slide 6 - Diapositive
1) Een stukje enkelstrengs DNA heeft deze volgorde: 5' CGGCATTAC 3' Wat is het complementaire enkelstrengs DNA?
A
5' GTAATCGGC 3’
B
5' GTAATGCCG 3’
C
5' CGGCTAATG 3’
D
5' GCCGTAATG 3’
Slide 7 - Quiz
2) Het codon in het mRNA is UGA. Welke code heeft het tRNA anticodon?
A
UGA
B
AGU
C
ACT
D
ACU
Slide 8 - Quiz
3) De niet-coderende DNA streng heeft de volgende volgorde: TACACACGGAATGGGTAAAAAACT Schrijf achter elkaar de aminozuurafkortingen van het eiwit dat hiermee gevormd zal worden
Slide 9 - Question ouverte
4) Een stukje mRNA heeft de volgende samenstelling: AUGAAUAAGGAGGCAUGA Uit hoeveel aminozuren bestaat het eiwit dat hiermee gevormd wordt?
Slide 10 - Question ouverte
6) Een onderzoeker maakt synthetisch mRNA dat alleen bestaat uit U en C. Dit mRNA gebruikt hij voor translatie om een polypeptide te maken. Uit welke aminozuren zal dit polypeptide bestaan?
Slide 11 - Question ouverte
7) Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste.
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C
Slide 12 - Question de remorquage
8) Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D
Slide 13 - Quiz
BS 5: genexpressie
In de cellen zit AL het DNA. Toch wordt niet al het DNA gebruikt. Het aan of uit zetten van DNA noemen we genregulatie
Slide 14 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.
Slide 15 - Diapositive
Prokaryoten
Eukaryoten
Bacteriën
Archaea
Protozoa
Schimmels
Planten
Dieren
Slide 16 - Question de remorquage
Genexpressie bij PROkaryoten
Deel 1 BS. 5
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
structuurgenen
Regulatorgen
Lactose
Transcriptie
Translatie
Repressor
Lactase
Slide 22 - Question de remorquage
Slide 23 - Vidéo
Genexpressie in eukaryoten
Thema 4 DNA BS. 5
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
Welk type stamcel wordt gebruikt in de techniek in het filmpje?
A
Omnipotent: kan ontwikkelen tot ieder weefseltype
B
Pluripotent: kan ontwikkelen tot de meeste weefseltypen
C
Multipotent: kan zich ontwikkelen tot een beperkt aantal weefseltypen
Slide 27 - Quiz
Genregulatie bij volwassen organismen kan op de volgende manieren.
Regulatie van transcriptie (= vorming RNA)
Regulatie van RNA-transport naar cytoplasma
Regulatie van translatie (= vorming van eiwit)
Compacter maken van DNA, waardoor het niet meer kan worden afgelezen.
DNA-methylering, zodat het niet meer kan worden afgelezen.
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Sleep de juiste definitie naar de juiste uitleg....
Aan- of uitzetten van genen in een cel
DNA - RNA - eiwit
Cellen die zich kunnen ontwikkelen tot elk celtype
Geprogrammeerde celdood
Bestudeert omkeerbare veranderingen in DNA zonder verandering in nucleotiodevolgorde
Genregulatie
Genexpressie
Apoptose
Stamcellen
Epigenetica
Slide 32 - Question de remorquage
Het aan- en uitzetten van een gen noemen we
A
genexpressie
B
genregulatie
Slide 33 - Quiz
Wanneer een gen aan staat, kan door transcriptie RNA ontstaan en door translatie een eiwit