M & A H2 Ontwikkelingsfasen

Mens en Activiteit
h2 

Ontwikkelingsfasen
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Mens en Activiteit
h2 

Ontwikkelingsfasen

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelstellingen


Aan het eind van dit hoofdstuk:

  • Ken je de kenmerken van verschillende leeftijdsgroepen.
  • Weet je hoe je verschillende leeftijdsgroepen moet begeleiden.
  • Weet je waar je rekening mee moet houden wanneer er binnen een bepaalde leeftijdsgroep ook lichamelijk/zintuiglijk beperkte deelnemers zijn.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ouderen
volwassene
tiener/ puber
schoolkind
kleuter
peuter
baby en dreumes
Tiener
0-2 jaar
2-4 jaar
4-6 jaar
6-12 jaar
12-18 jaar
18-60 jaar
60 en ouder

Slide 4 - Question de remorquage

Ontwikkelingsfasen
0-2 jaar Baby en dreumes
2-4 jaar Peuter
4-6 jaar Kleuter
6-12 jaar Schoolkind
12-18 jaar Tiener
18-60 jaar Volwassenen
60 en ouder Ouderen

de ontwikkeling van het lichaam en de motoriek of het bewegen.
de ontwikkeling van het denken, waarnemen, het geheugen en de spraak en taal.
de omgang met anderen en de ontwikkeling van emoties en gevoelens.
Lichamelijke ontwikkeling 
Cognitieve ontwikkeling
Sociaal-emotionele ontwikkeling

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

interne factoren bij de ontwikkeling zijn?
A
erfelijke ziekten
B
opvoeding
C
School
D
aangeboren

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

externe factoren bij de ontwikkeling komen van buiten af
goed
fout

Slide 7 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat weegt een baby ongeveer bij de geboorte en hoeveel cm is een baby gemiddeld bij de geboorte?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een reflex?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom zijn reflexen belangrijk voor pasgeboren baby's?
A
Ze helpen bij de ontwikkeling van het zenuwstelsel
B
Ze verminderen huilen en onrust
C
Ze stimuleren de taalontwikkeling
D
Ze verbeteren de spierkracht

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke reflex helpt een pasgeboren baby om voedsel te zoeken?
A
Grijpreflex
B
Babinski-reflex
C
Moro-reflex
D
Zoekreflex

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van reflexen bij pasgeboren baby's?
A
Bevorderen van sociale interactie
B
Bescherming bieden en overlevingskansen vergroten
C
Verbeteren van motorische vaardigheden
D
Versterken van het immuunsysteem

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de eerste mijlpaal voor een baby?
A
Omrollen
B
Iets vastpakken
C
Zitten zonder ondersteuning
D
Staan met houvast

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer kunnen baby's scherp zien
A
3 maanden
B
Meteen na de geboorte
C
5 Maanden
D
7 Maanden.

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na hoeveel maanden kunnen de meeste baby's kruipen
A
3
B
5
C
8
D
12

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt bedoeld met eenkennigheid?
A
De baby is heel erg gericht op 1 persoon
B
De Baby kent nog maar 1 persoon

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

een baby zegt zijn 1e woordjes, bij welke ontwikkeling hoort dit?
A
Geestelijke ontwikkeling
B
lichamelijke ontwikkeling
C
motorische ontwikkeling
D
sociale ontwikkeling.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

wat bedoelen we met de peuter puberteit

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de kenmerken van de peuterpuberteit?
A
Toename in concentratie
B
Sociale vaardigheden verbeteren
C
Stemmingsschommelingen en eigenwijs gedrag
D
Fysieke groei versnelt

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een mogelijke oorzaak van peuterpuberteit?
A
Zoeken naar autonomie en onafhankelijkheid
B
Overmatige slaap
C
Te veel speelgoed
D
Te weinig sociale interactie

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kunnen ouders omgaan met peuterpuberteit?
A
Altijd toegeeflijk zijn
B
Negeren van negatief gedrag
C
Grenzen stellen en consistentie tonen
D
Toegeven aan alle wensen

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tim duidelijk in de koppigheidsfase zit. Ook nu je Tim vraagt mee buiten te gaan spelen zegt hij 'nee', terwijl je weet dat hij graag buiten speelt. Is het wel goed dat een driejarig kind zo vaak 'nee' zegt?
A
Ja, het kind vraagt jou als het ware te laten zien dat je de baas bent
B
Nee, waarschijnlijk zit het kind ergens mee of is het bang.
C
Ja, het kind oefent met de eigen wil en zelfstandigheid
D
Nee, een driejarig kind hoort niet zo onwillig te zijn

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is motoriek?
A
hoe je praat
B
hoe je alles ervaart
C
hoe je beweegt
D
Hoe je een motor rijdt

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke motoriek zie je?
A
Fijne motoriek
B
Grove motoriek

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is een …………. motoriek
A
Grove
B
Fijne

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke soorten speelgoed stimuleren de fijne motoriek
A
eenvoudige puzzels
B
een driewieler
C
potlood of pen
D
blokjes met verschillende vormen in de juiste opening doen

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Spelen peuters met (samen) elkaar of spelen ze naast elkaar?
Met elkaar.
Naast elkaar.

Slide 32 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is zindelijkheid?
A
alles in hun omgeving ontdekken
B
baby's en peuters dragen nog een luier
C
zelf bepalen wanneer ze naar de wc moeten
D
pubers doen waar ze zin in hebben

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke ontwikkeling hoort het zindelijk worden van een kind?
A
Motorische ontwikkeling
B
Sociale ontwikkeling
C
Cognitieve ontwikkeling
D
Lichamelijke ontwikkeling

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke leeftijdsfase wordt een kind zindelijk?
A
Baby
B
Peuter
C
Kleuter
D
Schoolkind

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Lotte is 2 jaar. Waarom zijn de ouders niet eerder begonnen met de zindelijkheidstraining? Meerdere antwoorden zijn
A
Eerder begrijpt een kind de bedoeling niet.
B
De luiers worden nu toch wel erg kostbaar.
C
Ze hadden er niet eerder tijd voor
D
A. Eerder kan een kind de sluitspier nog onvoldoende beheersen

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 39 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Een goed voorbeeld van imitatiespel is:
A
Met blokken bouwen
B
Tekenen en knutselen
C
Vadertje en moedertje spelen
D
Touwtjes springen

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een voorbeeld van fantasiespel bij kinderen?
A
Het spelen van een bordspel.
B
Verkleden als superheld en fantasiefiguren naspelen.

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan het effect zijn van fantasierijk spel op de emotionele ontwikkeling van kinderen?
A
Het kan leiden tot emotionele afstandelijkheid.
B
Het kan hen helpen om emoties te begrijpen en te uiten.
C
Het kan leiden tot emotionele overgevoeligheid.
D
Het heeft geen invloed op de emotionele ontwikkeling.

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kunnen ouders fantasierijk spel bij kinderen stimuleren?
A
Door hen aan te moedigen om nieuwe rollen te spelen.
B
Door hen te ontmoedigen om hun verbeelding te gebruiken.
C
Door hen te beperken tot specifieke rollen.
D
Door hen constant te corrigeren tijdens het spelen.

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een van de voordelen van fantasierijk spel bij kinderen?
A
Het stimuleert creativiteit en probleemoplossend vermogen.
B
Het leidt tot overmatige afhankelijkheid van fantasie.
C
Het vermindert het vermogen om te leren.
D
Het belemmert de sociale ontwikkeling van kinderen.

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kinderen spelen graag met elkaar. Op deze manier leren ze:
A
de wereld van de volwassenen kennen
B
met elkaar omgaan
C
hun motoriek te ontwikkelen
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de oorzaak van die veranderingen?
A
Hormonen.
B
Voedsel

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vanaf ongeveer welke leeftijd kan het lichaam van jongens en meisjes zichtbaar veranderen?
A
meisjes 10 jongens 12
B
meisjes 12 jongens 14
C
meisjes 8 jongens 10
D
meisjes 14 jongens 16

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 50 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 51 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dementie
A
dat je dingen vergeet
B
kramp
C
afbrekende botten
D
veel hoofdpijn

Slide 52 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dementie is
A
vaak goed te genezen
B
soms te genezen
C
niet te genezen

Slide 53 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelstellingen


Aan het eind van dit hoofdstuk:

  • Ken je de kenmerken van verschillende leeftijdsgroepen.
  • Weet je hoe je verschillende leeftijdsgroepen moet begeleiden.
  • Weet je waar je rekening mee moet houden wanneer er binnen een bepaalde leeftijdsgroep ook lichamelijk/zintuiglijk beperkte deelnemers zijn.

Slide 54 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions