Werkwoordsvormen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Werkwoordsvormen

Grammatica Blok 2

Wat heb je nodig?

Het boek

Het schrift

Een pen 

Een telefoon

Leerdoelen

Aan het eind van de les weet je......

• wat de drie verschillende werkwoorden zijn.
• hoe je de persoonsvorm kan herkennen
• hoe je de tijdproef moet gebruiken.

Wat is ook alweer een werkwoord?

Werkwoordsvormen

Een werkwoord kan verschillende vormen hebben: 

• de persoonsvorm (pv)
• het hele werkwoord 
• het voltooid deelwoord (vdw)

De persoonsvorm (p.v)

• De persoonsvorm is een werkwoord.
• Aan de persoonsvorm kan je zien in welke tijd de zin staat.

Tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd(vt)?

De hond at een koekje.

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. Verleden tijd (vt)

Tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd(vt)?

Kom jij ook op mijn verjaardag?

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. Verleden tijd (vt)

Tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd(vt)?

De film begon 5 minuten later.

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. verleden tijd(vt)

Tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd(vt)?

Alle leerlingen gingen naar de gymzaal.

1. Tegenwoordige tijd (tt)
2. verleden tijd (vt)

De persoonsvorm (pv)

• De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
• Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
• Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.
• Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 

De persoonsvorm (pv)

Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 

Dit is de tijdproef.

Voorbeeld:

De hond at een koekje 

De tijdproef

Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 

Voorbeeld:

De hond at een koekje = verleden tijd

De hond eet een koekje = tegenwoordige tijd

De tijdproef

Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 

Voorbeeld:

De hond at een koekje = verleden tijd

De hond eet een koekje = tegenwoordige tijd

At is veranderd naar eet en dus is at de persoonsvorm.

Voorbeeld

Kom jij ook op mijn verjaardag? (tt)

Voorbeeld

Kom jij ook op mijn verjaardag? (tt)

Kwam jij ook op mijn verjaardag? (vt)

Voorbeeld

Kom jij ook op mijn verjaardag? (tt)

Kwam jij ook op mijn verjaardag? (vt)= Kom is de persoonsvorm

Voorbeeld

Kom jij ook op mijn verjaardag? (tt)

Kwam jij ook op mijn verjaardag? (vt)= Kom is de persoonsvorm

De film begon vijf minuten later. (vt)

Voorbeeld

Kom jij ook op mijn verjaardag? (tt)

Kwam jij ook op mijn verjaardag? (vt)= Kom is de persoonsvorm

De film begon vijf minuten later. (vt)

De film begint vijf minuten later. (tt)

Voorbeeld

Kom jij ook op mijn verjaardag? (tt)

Kwam jij ook op mijn verjaardag? (vt)= Kom is de persoonsvorm

De film begon vijf minuten later. (vt)

De film begint vijf minuten later. (tt)= begon is de persoonsvorm

Wat is de persoonsvorm (pv)?

Onze mentor vertelt een spannend verhaal.

Wat is de persoonsvorm (pv)?

Ik hoorde de zoemer niet.

Wat is de persoonsvorm (pv)?

Het eerste lesuur ging niet door.

Maak opdracht 19 op blz. 76 in het schrift.
Klaar? Maak een foto van de antwoorden en zet ze hieronder.

Wat weet je over
de persoonsvorm?

Huiswerk

• Maak opdracht 19 op blz. 76 af.
• Het huiswerk is voor dinsdag 29 sept.

Hele werkwoord (hw) en het voltooid deelwoord (vdw)

• Het hele werkwoord is een werkwoord zoals die in het woordenboek staat.

Voorbeelden:

Mimoun zal vanmiddag mijn broer bellen.

Ik kan me dat niet voorstellen.

Ik zou mijn broertje van school ophalen.

Hele werkwoord (hw) en het voltooid deelwoord (vdw)

• Het hele werkwoord is een werkwoord zoals die in het woordenboek staat.

Voorbeelden:

Mimoun zal vanmiddag mijn broer bellen.

Ik kan me dat niet voorstellen.

Ik zou mijn broertje van school ophalen.