Grammatica herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Grammatica 

Wat gaan we vandaag doen?

- Huiswerkcontrole (It's Learning)

- Herhaling grammatica zinsontleding

Huiswerkcontrole

Herhaling zinsontleding

Onderwerp
"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Onderwerp

Wie doet iets?

Wie/wat + gezegde?

"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Wie/wat heeft gekocht? Antwoord: Pieter, mijn oudste oom

Werkwoordelijk gezegde (wwg)
"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Alle werkwoorden in een zin

"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Alle werkwoorden: heeft gekocht

Onderwerp

"Gisteren is er een jongeman verongelukt."

Lijdend voorwerp (lv)
"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Lijdend voorwerp

Wie/wat + onderwerp + gezegde?

"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Wie/wat heeft mijn oudste oom gekocht?
Antwoord: een nieuwe zonnebril

Lijdend voorwerp

"De bloemist heeft vandaag een mooi boeket verkocht."

Meewerkende voorwerp (mv)
"Mijn oma heeft mij vandaag een advies gegeven over het interieur."

Meewerkend voorwerp (mv)

Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

"Mijn oma heeft mij vandaag een advies gegeven over het interieur."

Aan wie/voor wie heeft mijn oma advies gegeven?
Antwoord: mij

Meewerkend voorwerp (mv)

Let op: 

- Je schrijft alleen het zinsdeel op, zoals het er staat. Staat er dus aan/voor voor, schrijf je dat ook op. Staat er geen aan/voor voor, laat dit dan ook weg.

Ik heb dit aan jou verteld. Mv = aan jou

Ik heb dit jou verteld. Mv = jou

Meewerkend voorwerp

"Afgelopen week heeft het kind zijn vader een verjaardagscadeau gegeven.

Stelling: 'aan de boom' is een vzv

"Ik bind het formulier vast aan de boom."

1. Juist
2. Onjuist

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

- W/H-vragen

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

- W/H-vragen

Het eten is snel opgewarmd. 

Hoe? snel

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

- W/H-vragen

Het eten is snel opgewarmd. 

Hoe? snel

Ik ben vandaag drie keer naar de sportschool geweest.

Bijwoordelijke bepaling (bwb)

- W/H-vragen

Het eten is snel opgewarmd. 

Hoe? snel

Ik ben vandaag drie keer naar de sportschool geweest.

Wanneer? vandaag

Hoe vaak? drie keer

Waarheen? naar de sportschool

Bijwoordelijke bepaling
"Hij is op de fiets gekomen."

Bijstelling
"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Bijstelling

- Geeft meer informatie over het zelfstandig naamwoord

- Staat direct achter het zelfstandig naamwoord

- Staat tussen twee komma's

- Toonhoogte gaat omlaag 

"Vandaag heeft Pieter, mijn oudste oom, een nieuwe zonnebril gekocht."

Stelling: 'grijze man' is een bijstelling.

"Mijn vader, een oude grijze man, is vandaag jarig."

1. Juist
2. Onjuist

voorzetselvoorwerp

"Hij staat te wachten op het perron."

Voorzetselvoorwerp

Streven naar

Rekenen op

Houden van

Vrezen voor 

Voorzetselvoorwerp

Streven naar

Rekenen op

Houden van

Vrezen voor 

- Werkwoorden met vast voorzetsel, begint altijd met een voorzetsel

Voorzetselvoorwerp

Streven naar

Rekenen op

Houden van

Vrezen voor 

- Werkwoorden met vast voorzetsel

- Vzv begint altijd met een voorzetsel

- Voorzetsel kun je nóóit weglaten

- Geeft geen plaats aan

Voorzetselvoorwerp voorbeelden

Hij wacht op de trein.

Sarah rekent op jouw hulp.

Karel vreest voor een slecht cijfer.

Zij houdt van rockmuziek.

Hij zoekt naar zijn bal.

Bijvoeglijke bepaling

"Dat standbeeld is erg mooi."

Bijvoeglijke bepaling

- Zegt iets over een znw

- Is een gedeelte van een ander zinsdeel

"Dat standbeeld is erg mooi."

Nwg = is erg mooi

Bvb = erg mooi

Bijvoeglijke bepaling

Dat mooie standbeeld.

De sportieve man is bezig in de grote tuin.