Herhaling H1 Markt, vraag & aanbod

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Wat is een voorbeeld van een concrete markt?

1. De huizenmarkt
2. De supermarkt
3. Oliemarkt

Hoe bereken je de Omzet?

Omzet=...

1. Afzet x Verkoopprijs
2. Verkoopprijs x Inkoopprijs
3. Afzet x Inkoopprijs
4. Kosten + Verkoopprijs

Voor welk goed is er geen sprake van een 'drempelinkomen'

1. playstation
2. brood
3. prive vliegtuig
4. porsche

Wat kan een oorzaak zijn van verschuiving van de vraaglijn?

1. De prijs van het product zelf is gestegen
2. Het inkomen van de consument is gestegen.
3. Een concurrerend product is goedkoper geworden.
4. De kosten van de producent zijn gedaald.

Afzet is:

1. Omzet - brutowinst
2. Het geld dat je krijgt
3. Het aantal verkochte producten
4. Nettowinst - omzet

Wat zijn complementaire goederen?

1. 
2. 
3. 
4. 

Hoe kan de vraaglijn naar rechts verschuiven.

1. Consumenten hebben meer inkomen.
2. Dat kan niet.
3. Producenten produceren goedkoper.
4. Consumenten hebben minder inkomen.

De vraagfunctie is: Qv = -2p + 400
Hoeveel stuks worden er maximaal gekocht

1. 0
2. 400 : 2 = 200
3. 400
4. 150

Een oorzaak van een verschuiving van de vraaglijn naar links kan zijn:

1. Het product raakt uit de mode
2. Het product komt in de mode
3. De prijs van het product stijgt
4. De variabele kosten stijgen

Wat betekent deze
verschuiving van de vraaglijn (zie afbeelding)?

1. Dat er bij elke prijs minder gevraagd wordt.
2. Dat er bij elke prijs meer gevraagd wordt.
3. Ik snap dit niet.

Door welke verandering verschuift de vraagfunctie (= vraaglijn) naar links?

1. Als de prijs van Batavus fietsen stijgt
2. Als de prijs van Gazelle fietsen stijgt.
3. Als de inkomens van de consumenten dalen.
4. Als de behoefte aan fietsen toeneemt.

De prijselasticiteit van de vraag naar broodjes is

1. Elastisch
2. Inelastisch
3. Volkomen inelastisch

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de vraaglijn?

1. Afname van het aantal consumenten
2. Verslechtering kwaliteit concurrerende producten
3. Toename besteedbaar inkomen
4. Toename productiviteit

Verschuiving van de vraaglijn is mogelijk door:

1. Stijging van het inkomen
2. De prijs van het product stijgt
3. De prijs van het product daalt
4. De prijs van andere producten stijgt

Een vraagfunctie is ..

1. Een evenredig verband
2. Een negatief verband
3. Een positief verband
4. Geen verband

Stijgt het inkomen met 10% en de vraag stijgt met 20%, dan:

1. Is de inkomens elasticiteit -2
2. is de inkomenselasticiteit -0,5
3. is de inkomenselasticiteit 2
4. is de inkomenselasticiteit 0,5

De prijselasticiteit van de vraag naar zonnebrillen is:
Ev = -1,5

De prijselasticiteit van de vraag naar zonnebrillen is vergelijkbaar met die van eieren

1. Juist
2. Onjuist

Wat is de formule voor de vraagfunctie?

1. Qv= -B + aP
2. aP= Qv - B
3. Qv= -aP + B
4. B= Qv + aP

Een product met een prijselasticiteit van -5 is...

1. inelastisch
2. elastisch
3. volkomen inelastisch
4. volkomen inelastisch

De formule van de prijselasticiteit is:

1. De procentuele verandering van de prijs gedeeld door de procentuele verandering van de vraag
2. De procentuele verandering van de vraag gedeeld door de procentuele verandering van de prijs

De vraagfunctie veranderd van
Qv = -20p + 100
in
Qv = -20p + 200
Wat is er gebeurd?

1. De grondstofprijzen zijn gestegen
2. Het inkomen van vragers is gedaald
3. De prijs van een complementair goed is gestegen
4. De prijs van een substitutiegoed is gedaald

De formule van de inkomenselasticiteit is...

1. Ey = % verandering van het inkomen/ % verandering van de hoeveelheid
2. Ey = % verandering van de hoeveelheid/ % verandering van het inkomen
3. Ey = % verandering van de prijs/ % verandering van de hoeveelheid
4. Ey = % verandering van de hoeveelheid/ % verandering van de prijs

Prijselasticiteit is -0,5.
Dit betekent dat...

1. Als P -10%, dan Qv +5%
2. Als P +10%, dan Qv +5%
3. Als p met 10 stijgt, Qv met 5 stijgt
4. Als Qv met 10% moet stijgen, prijs met 5% moet dalen

Wanneer is er sprake van een verschuiving OP de vraaglijn?

1. Als de behoeften van de consument verandert
2. Als de prijs van het product verandert
3. Als de prijs van andere producten verandert

Welke vraaglijn hoort bij vraagfunctie?

Qv = 500 - 150P

1. 
2. 
3. 
4. 

Voorbeelden van substitutiegoederen zijn ...

1. een bromfiets en de brandstof voor die bromfiets
2. vakantiereis naar Bonaire en een vakantiereis naar Torremolinos
3. een koophuis en een hypotheek
4. een pakje kauwgom en een zakje drop

als de prijselasticiteit van een goed inelastisch is, dan:

1. reageert de consument erg op een prijsverandering
2. reageert de consument niet erg op een prijsverandering

Wat gebeurt er met de collectieve vraaglijn
als het aantal kopers daalt?

1. Er vindt een verschuiving over de vraaglijn plaats
2. De vraaglijn verschuift naar links
3. De vraaglijn verschuift naar rechts

Gegeven de volgende vraagfunctie: Qv=-30P+300. De prijs stijgt van €4 naar €5. De Ev is

1. -30
2. -1,5
3. -1
4. -0,67

Vraag 10: Is de volgende bewering waar of niet waar? Een individuele vraaglijn voor een product met een hoge prijselasticiteit van de vraag verloopt heel steil.

1. Waar
2. Niet waar

een luxe goed heeft een inkomenselasticiteit van

1. onder de nul
2. tussen de 0 en 1
3. boven de 1

Een product met een prijselasticiteit van 0 is...

1. inelastisch
2. elastisch
3. volkomen inelastisch
4. volkomen elastisch

Wat is het doel van inkomenselasticiteit?

1. Onderzoeken hoeveel mensen verdienen
2. onderzoeken v.h. effect inkomenswijzigingen op vraag producten
3. Onderzoeken v.h. effect prijswijzigingen op vraag producten.
4. Onderzoeken in hoeverre inkomen rekbaar is.

Als de inkomenselasticiteit negatief is, is er sprake van ….

1. elastische goederen
2. inelastische goederen
3. inferieure goederen
4. noodzakelijke goederen

De vraagfunctie van een treinreis Buitenpost - Amsterdam luidt Qv = -0,5P + 50 (met Qv in 1.000 per maand).
Hoeveel vragers zijn er bij een prijs van € 20?

1. 30.000
2. 40.000
3. 50.000
4. 60.000

Wat is geen abstracte markt?

1. Huizenmarkt
2. Oliemarkt
3. Zondagsmarkt
4. Schoenenmarkt

Welke markt kan je bezoeken?

1. Concrete Markt
2. Abstracte Markt

welke markt zie je?

1. concrete markt
2. abstracte markt

I: de huizenmarkt is een concrete markt
II: de aandelenmarkt is een abstracte markt

1. beiden juist
2. beiden onjuist
3. alleen I juist
4. alleen II juist

We spreken van een markt als er ...

1. een fysiek product verhandeld wordt
2. sprake is van vraag en aanbod
3. er een evenwichtsprijs tot stand komt
4. één plaats is waar een product verhandeld wordt

De betalingsbereidheid van een consument is

1. De prijs die de consument moet betalen voor het product
2. De prijs die de consument maximaal wil betalen voor het product
3. Het verschil tussen de gewenste prijs en de marktprijs van het product

Wat is de betalingsbereidheid?

1. De prijs die vragers minimaal bereid zijn te betalen
2. De prijs die aanbieders minimaal voor hun product vragen
3. De prijs die vragers maximaal bereid zijn te betalen
4. De prijs die aanbieders maximaal bereid zijn te vragen voor hun product

Betalingsbereidheid gaat over

1. de vraaglijn
2. de aanbodlijn