NN6 HV1/ V1 H2 bijvoeglijk naamwoord

Welkom bij de online les Nederlands:
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij de online les Nederlands:

Slide 1 - Diapositive

Lesprogramma 
Lesdoelen
Uitleg: Grammatica H2 bijvoeglijk naamwoord 
Opdracht: Werk volgens de studiewijzer
Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

Weekdoelen
1. Ik kan zelfstandige naamwoorden en lidwoorden in zinnen herkennen (H1).
2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden in zinnen herkennen (H2).

Slide 3 - Diapositive

Kies:

  1. Met de klas: luister mee met de uitleg, maak daarna de opdrachten. 
  2. Zelfstandig: lees/ bekijk zelf de uitleg van de methode + maak daarna de opdrachten.

Slide 4 - Diapositive

Ik doe mee met de uitleg:
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Samengevat: zelfstandig naamwoord
  1. Een woord voor een mens, plant, dier, ding of gevoel.
  2. Een eigennaam is een zelfstandig naamwoord.
  3. Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
  4. Je kunt er een verkleinwoord van maken. 
  5. Je kunt er vaak de, het of een voor zetten. 

Slide 6 - Diapositive

V1: czn, azn, zn-e
czn = concreet zelfstandig naamwoord
Je kunt het aanraken/ vastpakken
azn = abstract zelfstandig naamwoord
Je kunt het niet aanraken/ het bestaat niet/ denkbeeldige personen of zaken (heksen, luilekkerland, elfen, Zweintein, ... )
zn-e = eigennaam
De naam van een persoon (



Slide 7 - Diapositive

Lidwoord
- Er zijn maar 3 lidwoorden: de, het en een.
- De woorden de en het zijn bepaald lidwoord (blw)
- Een noem je onbepaald lidwoord (olw). 
- Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
Het meisje dat ik onlangs in de bieb zag heeft een prachtig boek gekozen. 

Slide 8 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Staat meestal voor het zelfstandig naamwoord.
  • Staat soms achter het zelfstandig naamwoord.
  • Kent vaak de trappen van vergelijking (groot-groter- grootst) 
  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord kent maar 1 vorm en eindigt meestal op -en, staat voor het zn en kent geen trappen van vergelijking.
  • Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord.

Slide 9 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Staat bijvoeglijk naamwoord meestal voor het zelfstandig naamwoord.

Het mooie huis op de hoek is van mijn beste vriend.

Slide 10 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Het bijvoeglijk naamwoord staat soms achter het zelfstandig naamwoord.

Het huis is mooi en oud.

Slide 11 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Kent vaak de trappen van vergelijking.
  • groot - groter - grootst
  • lief - liever - liefst
  • boos - bozer - boost
  • grijs - grijzer - grijst
  • goed - beter - best


Slide 12 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord kent maar 1 vorm en eindigt meestal op -en, staat voor het zn en kent geen trappen van vergelijking.
  • houten stoel
  • gouden ring
  • aluminium rek
  • plastic tas



Slide 13 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord. Het bn staat dan voor een zelfstandig naamwoord.
  • De gebroken arm
  • De gewonnen wedstrijd.
  • De beslissende goal.

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag!
>> Maak H2 bijvoeglijk naamwoord.
>> Lees de vraag goed.
>> Maak zoveel mogelijk tijdens de les.
>> Stel je vragen indien nodig.















































Ik ga direct aan het werk en  blijf aan
het werk.


Als ik een vraag heb, stel ik
die FLUISTEREND aan mijn
docent
.







Klaar?
       > bij score onder 60%
       > als je dat met mij hebt afgesproken.
Volg daarna de planning op It's.

Slide 15 - Diapositive

Huiswerk:
Maak deze week af (uiterlijk voor de eerste les volgende week):
H2 bijvoeglijk naamwoord

- Maak ook de opdrachten van voorgaande lessen af als je die niet af had. 

Slide 16 - Diapositive