V4B - 09-02-2022 (Periode 3 - Les 4)

WELCOME
Today is the 9th of February

The Word of the Day is derring-do
noun | dair-ing-DOO

"a daring action that required bravery and courage"
In a spectacular feat of derring-do, the stuntman leaped from the overpass and landed on top of the train as it passed below. 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

WELCOME
Today is the 9th of February

The Word of the Day is derring-do
noun | dair-ing-DOO

"a daring action that required bravery and courage"
In a spectacular feat of derring-do, the stuntman leaped from the overpass and landed on top of the train as it passed below. 

Slide 1 - Diapositive

TODAY
After this lesson you will
  • ... have practised listening skills
  • ... have checked your knowledge of text 2
  • ... have repeated futures
  • ... have started reading text 3

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

LISTENING SKILLS

Slide 4 - Diapositive

TEXT 2
Remember?

Slide 5 - Diapositive

Fasting HERMIT is tempted by inn's lasagne and chips

Slide 6 - Question ouverte

The BEARDED and bedraggled hermit

Slide 7 - Question ouverte

the middle aged man was wearing a HEAVY JUMPER

Slide 8 - Question ouverte

The hermit later returned to the hills to collect his BELONGINGS

Slide 9 - Question ouverte

seeking lives of SOLITUDE in a reaction to the materialism of the late 20th century

Slide 10 - Question ouverte

FUTURES

Slide 11 - Diapositive

You look sad. I [make] you a cup of hot chocolate.

Slide 12 - Question ouverte

I [see] my physiotherapist tomorrow afternoon at 3.

Slide 13 - Question ouverte

I am pretty sure it [rain] soon.

Slide 14 - Question ouverte

I'm not sure yet, but I think I [watch] a movie tonight.

Slide 15 - Question ouverte

The final match of the season [start] at half past two.

Slide 16 - Question ouverte

TEXT 3
THE WORKAHOLICS (CTD.)

Slide 17 - Diapositive

firm handshake = stevige handdruk
precious time = waardevolle tijd
immense pleasure = enorm plezier
require = nodig hebben, vereisen
disadvantaged = minder bevoorrecht
sexual harassm. = seksuele intimid.
workplace = werkvloer
motivated = gemotiveerd
achieved = bereikt
diligence = ijver
previous = vorige
glanced at = wierp een blik op
court case = rechtszaak
gone through = doorgenomen
preparing = voorbereiden
watered = water geven

Slide 18 - Diapositive

significant = belangrijk
although = ookal
gain = winnen
confidence = vertrouwen
self-important = zichzelf belangrijk vinden
unimaginative = fantasieloos

complexion = een wending nemen
take stock = maak de balans op
solicitor = rechtskundig adviseur
necessary = noodzakelijke
chambers = kantoor

rarely = zelden
his one day off = zijn enige vrije dag
tend to be = neigen te zijn
resistant = weerstand biedend
duck = ontwijken
quite aware = terdege van bewust
security blanket = veiligheidsdeken

Slide 19 - Diapositive

gazing intensly = intens starend
expecting = verwachten
cynics = cynici (cynische mensen)
eager = gretig
sneer = spotten
prickly rash = jeukende uitslag
imaginary rod = denkbeeldige hengel
indifference = onverschilligheid
strokes = complimenten

annual bonus = jaarlijkse bonus

accurately = nauwkeurig
bonding time = tijd om te hechten

stuffed with = volgepropt met
one over lunch = een tijdens lunch
client entertaining = vermaken van klanten
lushing up = in de watten leggen

paperwork = papierwerk
a period = een tijdje

Slide 20 - Diapositive

neurotic = neurotisch
overachiever = streber
over-competitive = overcompetatief
round the block = rondje lopen

pinnacle = top, toppunt
hard on my = zwaar voor mijn
established = gevestigd
be able = in staat zijn
flunked = opgeven (in deze zin)
compromising = tekort doen

highest by a mile = veruit het hoogst
ruefully = berouwvol, treurig

achieve = bereiken
desires = wensen
habits = gewoontes
acetate overlay = sheet (projector)
roots = wortels
attitudes = houdingen
soil = aarde
surroundings = omgeving

Slide 21 - Diapositive

trunk = stam
represents = staat vor
branches = takken
knowledge = kennis
stunted = in zijn groei belemmerd

eternal = eeuwig
beams = stralen

Slide 22 - Diapositive

MUCH & MANY

Slide 23 - Diapositive

MUCH & MANY
  • A lot of, much en many = veel
  • A lot of gebruik je bij bevestigende zinnen.
  • Much en many gebruik je bij vraagzinnen en ontkenningen.

I have a lot of books at home.
Do you have many books at home?

Slide 24 - Diapositive

Maak zelf een bevestigende zin waarin je 'a lot (of)' gebruikt.

Slide 25 - Question ouverte

MUCH & MANY
  • Much en many gebruik je bij vraagzinnen en ontkenningen.
  • Much gebruik je bij ontelbare zelfstandige naamwoorden.
  • Many gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden.

There weren't many boats in the harbour.
Was there much water in the desert?

Slide 26 - Diapositive

MUCH & MANY
  • He does not have many interesting stories to tell.
  • Do you have many family members with red hair?
  • Is there much money to be made in that business?


Slide 27 - Diapositive

Maak zelf een vraagzin met [many + telbaar zelfstandig naamwoord]

Slide 28 - Question ouverte

Maak zelf een ontkenning met [many + telbaar zelfstandig naamwoord]

Slide 29 - Question ouverte

MUCH & MANY
Let op! Ook na de woorden VERY, SO, TOO en HOW gebruik je much en many (en niet a lot of):
  • I like that movie very much.
  • There are so many things going on right now.
  • He's feeling sick because he ate too many sweets.
  • You know how much I like you, right?

Slide 30 - Diapositive

Maak een zin waarin je VERY/SO/TOO/HOW + MUCH/MANY gebruikt

Slide 31 - Question ouverte

FEW & LITTLE
  • Few en little = weinig
  • Few gebruik je bij telbare zelfstandige naamwoorden
  • Little gebruik je bij ontelbare zelfstandige naamwoorden

There were few boats in the harbour.
Was there little water in the desert?

Slide 32 - Diapositive

Maak een zin met FEW + een telbaar zelfstandig naamwoord

Slide 33 - Question ouverte

Maak een zin met LITTLE + een ontelbaar zelfstandig naamwoord

Slide 34 - Question ouverte

(A) FEW & (A) LITTLE
Er is een verschil tussen a few en few / a little en little.

  • few people = weinig mensen (negatief idee)
  • a few people = een paar mensen (positief idee)
  • little money = weinig geld (negatief idee)
  • a little money = een beetje geld (positief idee)

Slide 35 - Diapositive

ASSIGNMENT 1 (P.30)
Vul steeds het juiste woord in als vertaling van veel

Slide 36 - Diapositive

FINISH UP

Slide 37 - Diapositive