CH. 4 Part B - Theme Words - Adverbs of Frequency

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Do you enjoy shopping in your spare time?
Yes, I do
No, I don't

Slide 5 - Sondage

Vertaal de volgende zin naar het Engels:
Pardon. Heeft u dit jack in een andere kleur?

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal de zin naar het Engels:
Ik ben op zoek naar de rij met cosmetica.

Slide 7 - Question ouverte

What is "change"?

Slide 8 - Question ouverte

to queue
item(s) 
price tag
cashier
check-out
counter
to deliver
to pay by card
bargain

Slide 9 - Question de remorquage

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

Slide 10 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

Slide 11 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor 
I go to school by bike (often)-> 
I often go to school by bike


Slide 12 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor
- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen
I have seen the Eifeltower(never)
I have never seen the Eifeltower

Slide 13 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor
- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen
- Is het w.w. een vorm van 'to be'? bijwoord staat erachter
I am late for school(sometimes)
I am sometimes late for school.

Slide 14 - Diapositive

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor
- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen
- Is het w.w. een vorm van 'to be'? bijwoord staat erachter
                     (am, are, is, was, were)

Slide 15 - Diapositive

Dus....
1 werkwoord:                         We always took the bus to school. 
(adverb ervoor) 

2 werkwoorden:                   I have never been to the USA.
(adverb er tussen)

am/are/is:                                 He is often late! 
(adverb er achter)

Slide 16 - Diapositive

Adverbs:
We always wear pink on Wednesdays.
A
Correct
B
Incorrect

Slide 17 - Quiz

Adverbs:
He walks his dog rarely.
A
right
B
wrong

Slide 18 - Quiz

Adverbs:
We go never swimming.
A
right
B
wrong

Slide 19 - Quiz

Adverbs
He is happy always.
A
correct
B
incorrect

Slide 20 - Quiz

adverbs
We are usually on time for class.
A
correct
B
incorrect

Slide 21 - Quiz

Adverbs:
Welke zin is correct?

A
My father goes always fishing.
B
My father always goes fishing.
C
My father goes fishing always.
D
Always my father goes fishing.

Slide 22 - Quiz

When something was "a bargain", it was...
A
very expensive
B
very old
C
very cheap
D
very useless

Slide 23 - Quiz

What does it mean when something is "on sale"
A
you pay more than you did before
B
you pay less than you did before
C
the shop is closing down
D
you pay the same as you did before

Slide 24 - Quiz

What is a sales assistant's most important task?
A
to sit behind the cash register all day long
B
to clean the store
C
to help you find what you need in the store
D
to sell things that are for sale

Slide 25 - Quiz

Individual work time
What
Do exercises 10, 11, 12, 14 and 15 on pages 14, 15, 16 and 17.
How
Individually and in silence
Help
Raise your hand
Time
15 minutes
Done
Pick 5 theme words of B Shopping and B Adverbs of frequency from the word list on page 48 and use each word in an English sentence.
timer
17:00

Slide 26 - Diapositive

Exercise 11a
  1. geldautomaat
  2. koopje
  3. kassamedewerker
  4. wisselgeld
  5. kassa
  6. munt
  7. balie, toonbank
  8. artikel
  9. biljet

Slide 27 - Diapositive

Exercise 11a
10. prijskaartje
11. bezorgen
12. bestellen
13. met pinpas betalen
14. contant betalen
15. kopen, aanschaffen
16. in de rij staan
17. uitgeven, besteden
18. portemonnee

Slide 28 - Diapositive

Exercise 11c
1. to queue
2. check-out
3. price tag
4. bargain
5. to spend
6. coin
7. counter
8. ATM/ cash machine

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive