themales Moeilijke woorden

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
nieuwsbegripMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

De  5 strategieën van NBG:
  • verkennen / voorspellen van de tekst
  • vragen stellen bij de tekst
  • ophelderen van onduidelijkheden
  • samenvatten
  • verbanden in de tekst (verwijs- en signaalwoorden)

Slide 2 - Diapositive

doel van de les 
Ik kan strategieën om de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen, toepassen.

Slide 3 - Diapositive

Lees de tekst over 
phoca vitulina's
Je krijgt de tekst ook op papier

Slide 4 - Diapositive

Welke woorden in de tekst ken je niet?

Slide 5 - Question ouverte

Schrijf de woorden op die belangrijk zijn om de tekst te begrijpen.

Slide 6 - Question ouverte

Is een phoca vitulina een mens, een dier of een ding?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het voor een gebied waar phoca vitulina’s leven?

Slide 8 - Question ouverte

Moeilijke woorden in een tekst 
Ophelderen van onduidelijkheden is een strategie die je helpt om de tekst beter te begrijpen. 
Als je weet wat je moet doen als je een woord of een stukje tekst niet snapt, moet je de onduidelijkheden ophelderen. 
De woordhulp bij het stappenplan kan je daarbij helpen.

Slide 9 - Diapositive

Welke strategieën kan je toepassen bij een moeilijk woord in de tekst? 

  1. Wordt het woord uitgelegd: stukje verder of teruglezen
  2. Ken je stukjes van het woord?
  3. Staat er een plaatje bij het woord?
  4. zoek op in het woordenboek? 
  5. vraag aan de docent? 

Slide 10 - Diapositive

Luister even hoe je het toepast :

Slide 11 - Diapositive

Probeer dit nu zelf met de rest van de tekst.

Slide 12 - Diapositive

een stukje teruglezen of verder lezen

Slide 13 - Diapositive

Lees tekst 3 'gewervelde dieren'

Probeer de betekenis van de vetgedrukte woorden te achterhalen.

Slide 14 - Diapositive

Wat betekent waarnemen?

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent echter?

Slide 16 - Question ouverte

Wat betekent gewervelde?

Slide 17 - Question ouverte

Wat betekent uiterlijk?

Slide 18 - Question ouverte

Wat betekent de overeenkomst?

Slide 19 - Question ouverte

Wat betekent het onderscheid?

Slide 20 - Question ouverte

Wat betekent constant?

Slide 21 - Question ouverte

Wat betekent daarentegen?

Slide 22 - Question ouverte

Naar de illustratie bij de tekst kijken
Sommige teksten begrijp je beter als er een illustratie bij staat.

Slide 23 - Diapositive

Naar het woord zelf kijken

Slide 24 - Diapositive

Maak opdracht 5

Slide 25 - Diapositive

Opzoeken in het woordenboek
Soms kom je niet achter de betekenis van moeilijke woorden in een tekst, ook al
gebruik je het stappenplan. Je kunt dan de betekenis aan iemand vragen of je gaat
de betekenis opzoeken in een woordenboek.

Slide 26 - Diapositive

Maak opdracht 6

Slide 27 - Diapositive

 Meer dan één betekenis.
Soms heeft een woord meerdere betekenissen.

vb. ring (opdracht)

Slide 28 - Diapositive

 Letterlijk of figuurlijk
Als je een zin of een tekst leest, 
lees je meestal letterlijk wat er staat. 
Dat betekent dat
wat je leest, precies zo is bedoeld. 
Soms is wat je leest niet precies zo bedoeld. Dan is het figuurlijk bedoeld. Dat betekent
dat er iets anders wordt bedoeld dan wat je leest.

Slide 29 - Diapositive

 Letterlijk of figuurlijk
Figuurlijk taalgebruik lees je vaak in uitdrukkingen. 
Dat zijn vaste groepjes woorden
die niet letterlijk bedoeld zijn. 

Bijvoorbeeld: iemand het gras voor de voeten wegmaaien. 
Dat betekent niet dat iemand echt gras aan het maaien is bij jouw voeten. Het betekent:
iets doen wat iemand anders net van plan was om te doen.

Slide 30 - Diapositive

Maak opdracht 7

Slide 31 - Diapositive

Tot slot : alle strategieën oefenen
Maak opdracht 8

Slide 32 - Diapositive

Ik weet nu hoe ik de betekenis van een moeilijk woord kan achterhalen :
A
Ja, ik snap het goed
B
Ja, ik snap het een beetje
C
Nee, ik vind het nog erg moeilijk
D
Nee, ik snap er helemaal niets van.

Slide 33 - Quiz