Aspecten van de vormgeving V2

Aspecten van de vormgeving
Een van de onderdelen waaruit een beeldend kunstwerk is opgebouwd, noemt je een beeldaspect. 
Een beeldaspect is eigenlijk een "beeldende truc" die een kunstenaar toepast om in zijn opzet te slagen. 
De belangrijkste beeldaspecten zijn:
Vorm, licht, Ordening (compositie), ruimte, kleur (en structuur)

Grote kunstenaars muntten uit in het gebruiken van een bepaald beeldaspect.
Barok-schilders als Rembrandt van Rijn en Caravaggio waren meesters in het toepassen van het clair-obscur.


1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Aspecten van de vormgeving
Een van de onderdelen waaruit een beeldend kunstwerk is opgebouwd, noemt je een beeldaspect. 
Een beeldaspect is eigenlijk een "beeldende truc" die een kunstenaar toepast om in zijn opzet te slagen. 
De belangrijkste beeldaspecten zijn:
Vorm, licht, Ordening (compositie), ruimte, kleur (en structuur)

Grote kunstenaars muntten uit in het gebruiken van een bepaald beeldaspect.
Barok-schilders als Rembrandt van Rijn en Caravaggio waren meesters in het toepassen van het clair-obscur.


Slide 1 - Diapositive

Vorm
  • Geometrisch (vierkant, cirkel, driehoek, rechthoek)
  • Stereometrisch (Kubus, Bol, prisma, balk)
  • Organisch (grillig van vorm, alsof het gegroeid is)
  • Open of gesloten
  • Gestileerd, gedeformeerd, geabstraheerd.
  • Symmetrisch / asymmetrisch



Slide 2 - Diapositive

Upload 1 kunstwerk
Geef aan welke vorm dit is.

Slide 3 - Question ouverte

Licht 
Licht schept sfeer.
Het kan een voorstelling bijvoorbeeld gezellig, intiem, spannend of geheimzinnig maken.
Licht maakt vormen duidelijk.
Door de belichting kan je de aandacht op iets richten.
LICHT EN SCHADUW
Licht veroorzaakt schaduw. Door goed te kijken naar de schaduw, kun je zien waar het licht vandaan komt. Bij meer lichtbronnen zie je dus ook meer schaduw.



Slide 4 - Diapositive

Leg uit wat het begrip
Clair-obscur is.

Slide 5 - Question ouverte

Leg uit wat het begrip
Eigen schaduw is.

Slide 6 - Question ouverte

Leg uit wat het begrip
Slagschaduw is.

Slide 7 - Question ouverte

Leg uit wat het begrip
Natuurlijk licht is.

Slide 8 - Question ouverte

Leg uit wat het begrip
Kunstlicht is.

Slide 9 - Question ouverte

Leg uit wat het begrip
Tegenlicht is.

Slide 10 - Question ouverte

Ordening (Compositie)
Compositie gaat over de manier waarop jouw tekening op het blad is geplaatst.
De belangrijkste, kleurigste, grootste vormen in een bepaalde richting.
We noemen dat de ordening van het geheel.
De richting of vorm die in een bepaalde compositie overheerst.

Slide 11 - Diapositive

Driehoekscompositie
Horizontale Compositie
Verticale Compositie
Diagonale Compositie
Overall Compositie
Doorlopende Compositie
Symmetrische Compositie
A symmetrische Compositie
Statische Compositie
Dynamische Compositie

Slide 12 - Question de remorquage

Ruimte
Perspectief
- Lijnperspectief (eenpunts-, tweepunts-, driepuntsperspectief)
Standpunt (kikkerperspectief, vogelperspectief, ooghoogte)
- Atmosferisch perspectief
- Kleurperspectief
Ruimtewerking
- Overlapping
- Afsnijding
- Vergroting / verkleining
- Repoussoir
- Stapeling


Slide 13 - Diapositive

Wat is perspectief?
Perspectief is een trucje om op het platte vlak diepte te creëren. Bijvoorbeeld bij een schilderij of tekening.
Ruimtesuggestie!

Slide 14 - Diapositive

Lijnperspectief
Bij lijnperspectief speelt de horizon een grote rol. 
Er zijn 3 soorten lijnperspectief:
  • met 1 verdwijnpunt
  • met 2 verdwijnpunten
  • met 3 verdwijnpunten

Slide 15 - Diapositive

1 verdwijnpunt
  • verticale lijnen blijven verticaal
  • horizontale lijnen blijven horizontaal
  • alleen de lijnen die de diepte ingaan (wijkende lijnen) komen uit in het verdwijnpunt op de horizon

Slide 16 - Diapositive

2 verdwijnpunten
Vaak zijn er in een afbeelding meerdere evenwijdige lijnen in verschillende richtingen. Dan zijn er dus meer verdwijnpunten. In de figuur hieronder zijn er twee verdwijnpunten.

Slide 17 - Diapositive

3 verdwijnpunten
Soms gebruikt een tekenaar voor de evenwijdige lijnen die omhoog gaan ook een verdwijnpunt. Dit kan een sterk effect veroorzaken voor de suggestie van flatgebouwen bijvoorbeeld. De tekenaar bedenkt dan waar het vluchtpunt, hoog in de lucht, zou liggen.

Slide 18 - Diapositive

Standpunten
Horizon en verdwijnpunt kunnen op verschillende hoogtes voorkomen. 
Waar, dat hangt af van het standpunt van de kunstenaar .

Slide 19 - Diapositive

Ooghoogte
De kunstenaar staat op ooghoogte, de horizon en het verdwijpunt bevinden zich in het midden van het kunstwerk.

Slide 20 - Diapositive

Vogelperspectief
De kunstenaar  heeft een hoog standpunt en kijkt op een object neer.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich hoog in het kunstwerk.

Slide 21 - Diapositive

Kikkerperspectief
De kunstenaar heeft een laag standpunt en kijkt tegen een object op.
De horizon en het verdwijnpunt bevinden zich laag in het kunstwerk.

Slide 22 - Diapositive

Atmosferisch perspectief

De kleuren worden naar de achtergrond toe vager. In sommige werken worden ze ook blauwer of groener van kleur.

Slide 23 - Diapositive

Kleurperspectief
Door het gebruik van warme kleuren op de voorgrond en koude kleuren op de achtergrond krijg je meer diepte in je werk.

Slide 24 - Diapositive

Kleur
Beeldaspect kleur.
Kleuren beïnvloeden elkaar.
Als oranje naast rood staat werkt dat anders dan naast blauw. Kleuren versterken of verzachten elkaar. We noemen dat KLEURCONTRASTEN.

Slide 25 - Diapositive

Wat is kleur?
Kleur heeft een aantal eigenschappen: toon, helderheid en verzadiging. De toon bepaalt de soort of familie waartoe de kleur behoort, bijvoorbeeld rood. De helderheid zegt iets over de mate waarin het licht weerkaatst wordt en de verzadiging zegt iets over de hoeveelheid pigment in een kleur.


Vincent van Gogh, Caféterras bij nacht,1888, olieverf op doek

Slide 26 - Diapositive

Primaire kleuren
de primaire kleuren zijn: 
  1. rood, 
  2. geel 
  3. blauw

Slide 27 - Diapositive

Secundaire kleuren
  • secundaire kleuren ontstaan wanneer we twee primaire kleuren met elkaar mengen.

  • oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren, hiernaast zie je hoe je deze kleuren mengt.

Slide 28 - Diapositive

Tertiaire kleuren
Dit zijn de kleuren die ontstaan door het mengen van een primaire kleur met een secundaire kleur.
Blauw met groen geeft bijvoorbeeld blauwgroen.

Slide 29 - Diapositive

Complementair contrast
Deze kleuren versterken elkaar, ze staan recht tegenover elkaar in de kleurencirkel.

de complementaire contrasten zijn: 
paars-geel 
rood-groen
blauw-oranje

Slide 30 - Diapositive

Kleur tegen kleurcontrast
Dit contrast is het sterkst wanneer je felle, pure kleurvlakken tegen elkaar aan zet, zonder omtreklijnen.

Slide 31 - Diapositive

Licht-donker contrast
  • dit is het verschil tussen lichte en donkere kleuren  
  • wit -zwart is het grootste contrast 
  • je maakt kleuren donkerder of lichter door het bijmengen van zwart of wit

Slide 32 - Diapositive

Warme en koude kleuren
warme kleuren:
  • zijn warm en gezellig 
  • lijken dichterbij
  • vormen een contrast met koude kleuren 

koude kleuren:
  • zijn koel en rustig 
  • lijken verder weg
  • vormen een contrast met warme kleuren 

    Slide 33 - Diapositive

    Koud–warm contrast
    een warme kleur naast een koude kleur geeft een koud-warmcontrast

    Slide 34 - Diapositive

    Kleurenfamilie
    • dit zijn alle kleuren die uit dezelfde kleur zijn gemengd. Ze verschillen heel weinig van elkaar. Bijvoorbeeld alle kleuren rood. Maar ook roden en paarsen behoren tot dezelfde kleurenfamilie 

    • kleuren in een kleurenfamilie hebben steeds één kleur gemeenschappelijk 

      Slide 35 - Diapositive

      Expressief kleurgebruik
      Bij expressief kleurgebruik worden kleuren gebruikt om gevoelens en emoties die een voorstelling bij de schilder opriep weer te geven. 

      Slide 36 - Diapositive

      Signaalfunctie
      Kleuren kunnen ook een signaalfunctie hebben, zo kan de kleur aangeven dat er gevaar bestaat, of dat er geen gevaar is.

      Slide 37 - Diapositive

      Kleurgebruik
      KLEUREN MENGEN:
      Bij het mengen van kleuren worden twee of meer kleuren samengevoegd tot een nieuwe kleur.

      Dekkend of transparant:
      Bij dekkend of transparant kleurgebruik is de kleur van de ondergrond niet meer zichtbaar.
      Transparante kleuren zijn doorschijnend, de kleur of onderlaag is nog zichtbaar.
      Doorschijnend dus.


      Slide 38 - Diapositive

      Verzadigde en onverzadigde kleuren:
      De kleuren op de kleurencirkel zijn pure kleuren, de kleuren in hun zuiverste vorm.
      Dit noemen we VERZADIGDE KLEUREN.
      .
      Als we een kleur aanpassen en ze vermengen met wit, zwart, grijs, noemen we dit ONVERZADIGDE KLEUREN.

      Verhelderde en Verdonkerde kleuren
      Als je wit bij een kleur mengt, dan ben je een kleur aan het verhelderen.
      Als je zwart bij een kleur mengt, dan ben je kleur aan het verdonkeren.

      Verzadigde kleuren:         Kleuren in hun zuiverste vorm, pure kleuren
      Onverzadigde kleuren:    Kleuren vermengd met wit, grijs of zwart
      Verhelderde kleuren:       Kleuren waaraan meer wit is toegevoegd
      Verdonkerde kleuren:      Kleuren waaraan meer zwart is toegevoegd 



      Slide 39 - Diapositive

      Wat maakt een kleur verzadigd?
      A
      Kleuren vermengd met wit, grijs of zwart
      B
      kleuren waaraan meer wit is toegevoegd
      C
      Kleuren waaraan zwart is toegevoegd
      D
      Kleuren in hun zuiverste vorm, pure kleuren.

      Slide 40 - Quiz

      Opdracht
      Er volgen hierna openvragen waarbij jij begrippen uit gaat leggen  en een plaatje van het begrip gaat zoeken en toevoegen.

      Slide 41 - Diapositive

      Leg uit wat het begrip
      Licht-Donker Contrast is.

      Slide 42 - Question ouverte

      Leg uit wat het begrip
      Tegenlicht is.

      Slide 43 - Question ouverte

      Leg uit wat het begrip
      Silhouet is.

      Slide 44 - Question ouverte

      Leg uit wat het begrip
      Zijlicht is.

      Slide 45 - Question ouverte