Les 6 - 22 sept
1 / 20
La durée de la leçon est: 55 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
néerlandais
A
Nederlander
B
Nederland
C
Nederlands
D
Nederlandse
Slide 11 - Quiz
Il fait beau
A
Het is mooi weer.
B
Het is koud weer.
C
Het is slecht weer.
D
Het is warm weer.
Slide 12 - Quiz
a. Je suis
b. J'ai
b. J'ai
A
a. Ik heb
b. Ik ben
B
a. Ik ben
b. Ik heb
C
a. Jij bent
b. Jij hebt
D
a. Jij hebt
b. Jij bent
Slide 13 - Quiz
a. je veux = ik wil
b. la dispute = de reis
b. la dispute = de reis
A
a. correct
b. pas correct
B
a. correct
b. correct
C
a. pas correct
b. pas correct
D
a. pas correct
b. correct
Slide 14 - Quiz
a. mais
b. vrai
b. vrai
A
a. maïs
b. waar
B
a. maïs
b. hoe
C
a. maar
b. waar
D
a. maar
b. hoe
Slide 15 - Quiz
trop
A
vreselijk
B
waardeloos
C
zien
D
te veel
Slide 16 - Quiz
Spaans
A
l'Espagne
B
espagnol
C
Espagnol
D
l'espagne
Slide 17 - Quiz
la gare
A
het station
B
het stadion
Slide 18 - Quiz
Tu as parlé français? (laatste vraag)
A
Praat jij Frans?
B
Praat hij Frans?
C
Heb jij Frans gepraat?
D
Heeft hij Frans gepraat?
