Periode 1 week 3 2Htsb

• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Semaine 3

2Htsb

Contenu

- Lesdoel, klas koppelen

- Devoirs:  questions?

- Répéter appr 1+2

- LessonUp

- Grammaire: Partir et sortir

- Tâche de la semaine

Lesdoel

- Je kunt de werkwoorden partir en sortir vervoegen en gebruiken in een zin. 

- Je kunt gesprekken en berichten begrijpen over het openbaar vervoer en het weer.

Wat de vertaling van 'il faut beau'?

1. Het is mooi weer
2. De zon schijnt
3. Het is slecht weer
4. Het waait

Wat is de vertaling van 'Il fait froid'?

1. Het is warm
2. Het regent
3. De zon schijnt
4. Het is koud

Wat is de vertaling van 'een reis'

1. la frontière
2. une voyage
3. un voyage
4. l'arrivée

Wat is de vertaling van 'mal au coeur'?

1. misselijk zijn
2. spierpijn hebben
3. hoofdpijn hebben
4. parkeren

Wat is de vertaling van 'le bateau'?

1. de boot
2. de auto
3. de fiets
4. de trein

Welk woord hoort niet in het rijtje thuis?

1. La Belgique
2. La ollande
3. Les Pays-Bas
4. Le Luxembourg

Welke is juist gespeld?

1. l'autoroute
2. la autoroute

Wat betekenen partir en sortir?

1. vertrekken en gaan
2. slapen en uitgaan
3. gaan en fietsen
4. vertrekken en uitgaan

Partir & sortir

Tâche de la semaine

Faire:

- 1.3 grammaire I

- 1.4 écouter

Apprendre: Appr 3 et 4