BL P3 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Nederlands

Begrijpend lezen

VWO 1 - P3 - 2023-2024

Voorbereiding toetsweektoets

In periode 2 ...

... heb je een heleboel geleerd over het onderdeel begrijpend lezen.

De toetsweektoets...

... gaat over het onderdeel: Begrijpend Lezen.

Aan het einde van deze les...

... heb je jouw kennis uit periode 2 over het onderdeel BL weer een beetje opgefrist!

Voordat we verdergaan: Wat weet je nog over BL?

Wat weet je nog over BL?

Aan de slag!

Op de volgende slides volgt een aantal vragen om jouw voorkennis nog verder op te frissen!

Aan de slag!

Opdracht op de volgende slide:

Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.

Informeren

Overtuigen

Activeren

Amuseren

Mening vormen

Reclame

Nieuwsbericht

Column

Meningtekst in een tijdschrift

Jeugdroman

Aan de slag!

Opdracht op de volgende slide:

Sleep de tekstdoelen naar de juiste tekstsoorten.

Notulen

Weblog

Sollicitatiebrief

Songtekst

Ingezonden brief

Activeren

Informeren

Mening vormen

Overtuigen

Amuseren

Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort nieuwsartikel?

1. informeren
2. informeren
3. overhalen
4. overtuigen

Bij welk tekstdoel hoort de tekstsoort sollicitatiebrief?

1. overtuigen
2. informeren
3. aan het denken zetten
4. overhalen

Bij welke tekstdoelen hoort de tekstsoort column?

1. aan het denken zetten
2. overtuigen
3. overhalen
4. informeren

Bij welke tekstdoelen hoort de tekstsoort weblog?

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. mening vormen

Wat is het verschil tussen de tekstdoelen overtuigen en overhalen?

1. Er is geen verschil.
2. Overtuigen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overhalen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)
3. Overhalen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overtuigen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)

Een tekst heeft vaak meerdere doelen, maar 1 hoofddoel (belangrijkste doel).

1. dit klopt
2. dit klopt niet

Wat is een tussenkopje?

1. De titel van de tekst.
2. De titel van de inleiding.
3. De titel van een alinea of een aantal alinea's.
4. De titel van het slot.

Wat is het verschil tussen een tussenkopje en de titel?

1. Er is geen verschil.
2. Een tussenkopje gaat over de hele tekst. De titel gaat over een alinea.
3. De titel gaat over de hele tekst. Een tussenkopje gaat over een alinea.

Wat is het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp?

1. Er is geen verschil.
2. Een onderwerp gaat over de hele tekst. Een deelonderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).
3. Een deelonderwerp gaat over de hele tekst. Een onderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).

Aan de slag!

Lees eerst  de tekst. (Dit is een link.)

Beantwoord daarna de vragen op de volgende slides.

Hoe kan een schrijver zijn tekst inleiden? Noem de 4 manieren.

Op welke manier leidt de schrijver de tekst hier in?

Hoe kun je een alinea herkennen?

Uit hoeveel alinea's bestaat deze tekst?

Wat is een kernzin?

Wat is de kernzin van de eerste alinea?

Wat zijn verwijswoorden?

Waar verwijst het woord 'Dat' naar?
(r. 1)

Wat is het tekstdoel van deze tekst?

Einde van de les!