BL les 5: teksten inleiden en afsluiten

Nederlands

Begrijpend lezen
Les 5: 
Teksten inleiden en afsluiten

VWO 1
 P2 2023-2024
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Begrijpend lezen
Les 5: 
Teksten inleiden en afsluiten

VWO 1
 P2 2023-2024

Slide 1 - Diapositive

Lezen
10 minuten
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Vorige lessen heb je geleerd ...

... welke 5 tekstdoelen er zijn en welke tekstsoorten daarbij horen.
... wat een alinea, een tussenkopje en een (deel)onderwerp zijn. 
... wat de functie van een titel is.

Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van deze les...

... weet je uit welke 3 delen een tekst bestaat.
... weet je op welke manieren een tekst kan worden ingeleid.
... weet je op welke manieren een tekst kan worden afgesloten.

Slide 4 - Diapositive

1. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort schoolboek?
A
informeren
B
mening vormen
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 5 - Quiz

2. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort nieuwsbericht?
A
mening vormen
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 6 - Quiz

3. Bij welk tekstdoel hoort de tekstsoort recept?
A
amuseren
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 7 - Quiz

4. Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm sollicitatiebrief?
A
overtuigen
B
informeren
C
opiniëren
D
overhalen

Slide 8 - Quiz

5. Bij welke tekstdoelen hoort de tekstvorm column?
A
opiniëren
B
overtuigen
C
overhalen
D
informeren

Slide 9 - Quiz

6. Bij welke tekstdoelen hoort de tekstvorm weblog?
A
informeren
B
overhalen
C
overtuigen
D
opiniëren

Slide 10 - Quiz

7. Wat is het verschil tussen de tekstdoelen overtuigen en overhalen?
A
Er is geen verschil.
B
Overtuigen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overhalen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)
C
Overhalen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overtuigen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)

Slide 11 - Quiz

8. Een tekst heeft vaak meerdere doelen, maar 1 hoofddoel (belangrijkste doel).
A
dit klopt
B
dit klopt niet

Slide 12 - Quiz

9. Wat is een tussenkopje?
A
De titel van de tekst.
B
De titel van de inleiding.
C
De titel van een alinea/een groepje alinea's.
D
De titel van het slot.

Slide 13 - Quiz

10. Wat is het verschil tussen een tussenkopje en de titel?
A
Er is geen verschil.
B
Een tussenkopje gaat over de hele tekst. De titel gaat over een alinea.
C
De titel gaat over de hele tekst. Een tussenkopje gaat over een alinea.

Slide 14 - Quiz

1. Wat is het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp?
A
Er is geen verschil.
B
Een onderwerp gaat over de hele tekst. Een deelonderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).
C
Een deelonderwerp gaat over de hele tekst. Een onderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).

Slide 15 - Quiz

3 delen van een tekst
Een tekst bestaat uit 3 delen:

  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Slot

Slide 16 - Diapositive

Teksten inleiden
Een schrijver kan zijn tekst op verschillende manieren inleiden. Soms kiest hij voor een combinatie. 

  • Het onderwerp aankondigen (= vertellen waar de tekst over gaat)
  • Een kort grappig of bijzonder verhaaltje (= anekdote) vertellen 
  • Een of meer vragen stellen.
  • De aanleiding voor het schrijven noemen (= vertellen waarom je schrijft)


Slide 17 - Diapositive

Teksten afsluiten
Een schrijver kan zijn tekst op verschillende manieren afsluiten. Soms kiest hij voor een combinatie.

  • Conclusie
  • Samenvatting
  • Advies

Slide 18 - Diapositive

Alles in 1 overzicht

Slide 19 - Diapositive

Aan de slag!
Lesboek: 
Lees: tekst 7, 8 en 9 op blz. 137 t/m 139 

LU: Ga naar: BL les 5 
Maak: vraag 1 t/m 10 vanaf slide 21

Maak: de tot-slot-vraag op de laatste slide

Slide 20 - Diapositive

1. Tekst 7 is het middenstuk van een tekst over gehoorschade. De schrijver is vergeten de tekst in alinea's te verdelen. Verdeel de tekst in 3 alinea's. Noem steeds de eerste woorden van de alinea's.

Slide 21 - Question ouverte

2. Tekst 8 (blz. 137) zou de inleiding bij tekst 7 kunnen zijn. Op welke manieren wordt deze inleiding vormgegeven?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.

Slide 22 - Quiz

3. Over welke drie deelonderwerpen krijg je informatie?

Slide 23 - Question ouverte

4. Welke 3 tussenkopjes passen bij deze deelonderwerpen?

Slide 24 - Question ouverte

5. Wat is het tekstdoel van tekst 7?

Slide 25 - Question ouverte

6. Wat is de tekstsoort van tekst 7?

Slide 26 - Question ouverte




Lees tekst 9 op blz. 138 van je boek.

Slide 27 - Diapositive

7. Tekst 9 (blz. 138) zou de inleiding bij tekst 7 kunnen zijn. Op welke manieren wordt deze inleiding vormgegeven?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.

Slide 28 - Quiz




Lees tekst 10 op blz. 138 van je boek.

Slide 29 - Diapositive

8. Heeft de schrijver van tekst 10 (blz. 138) een van de manieren om een tekst af te sluiten gebruikt? Leg je antwoord uit.

Slide 30 - Question ouverte




Lees tekst 11 op blz. 139 van je boek.

Slide 31 - Diapositive

9. Op welke manier geeft de schrijver de inleiding van tekst 11 (blz. 139) vorm?

Slide 32 - Question ouverte

10. Wat is het tekstdoel van tekst 11 (blz. 139)? En welke tekstsoort hoort daarbij?

Slide 33 - Question ouverte

Tot slot:
Wat vind je nog lastig?

Slide 34 - Question ouverte