Jong & Oud (5e) H7. Senioren

H2.3 samenwerken aan een toekomst
  • Je kunt uitleggen hoe het pensioenstelsel is opgebouwd.
  • Je kent het verschil tussen omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel.
  • Je kent de bedreigingen van het pensioenstelsel.
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2.3 samenwerken aan een toekomst
  • Je kunt uitleggen hoe het pensioenstelsel is opgebouwd.
  • Je kent het verschil tussen omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel.
  • Je kent de bedreigingen van het pensioenstelsel.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Bevolkingspyramides NL

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Omslagstelsel
De AOW (staatspensioen) werkt volgens het omslagstelsel.

De werkenden (actieven) van nu betalen premie voor de AOW uitkering aan de senioren (inactieven) van nu.
We noemen dit ook wel intergenerationele solidariteit.

Slide 6 - Diapositive

Hoe houden wij in Nederland de AOW (staatspensioen) betaalbaar?
A
premie verhogen
B
uitkering verlagen
C
pensioenleeftijd verhogen
D
pensioenleeftijd verlagen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later.

Slide 9 - Diapositive

Beleggingen
  • aandelen                      mede eigenaar van een bedrijf
                                                 rendement = dividend en koerswinst (of verlies)
  • obligaties                     lening met een vaste rente (coupon) en vaste looptijd
                                                 rendement = couponrente en koerswinst (of verlies)
  • hypotheken                 lening met onderpand
                                                 rendement = rente
  • onroerend goed        eigenaar van het onroerend goed
                                                 rendement = huur en waardestijging (of daling)

Slide 10 - Diapositive

Bij welke belegging heeft een pensioenfonds kans op het meeste rendement?
A
aandelen
B
obligaties
C
hypotheken
D
onroerend goed

Slide 11 - Quiz

Bij welke belegging loopt een pensioenfonds het meeste risico?
A
aandelen
B
obligaties
C
hypotheken
D
onroerend goed

Slide 12 - Quiz

Wat is de AOW?
A
een sociale voorziening (uit belastinggeld)
B
een volksverzekering (premie door WN)
C
een werknemers verzekering (premie door WG)
D
geen van deze 3

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wie betaalt de AOW van nu?
A
de jeugd van nu
B
de actieven van nu
C
de actieven uit het verleden
D
de staat

Slide 16 - Quiz

Wie betaalt het bedrijfspensioen van nu?
A
de jeugd van nu
B
de actieven van nu
C
de actieven uit het verleden
D
de staat

Slide 17 - Quiz

AOW
Bedrijfspensioen
Privaat pensioen
Omslagstelsel
Kapitaaldekkingstelsel

Slide 18 - Question de remorquage

Tijd voor de laatste vraag

Slide 19 - Diapositive

Het pensioen van Coen stijgt met 5% terwijl de prijzen met 2% stijgen. Welke conclusie is juist?
A
Het reële pensioen stijgt met 3%.
B
Het pensioen stijgt nominaal met 3%.
C
Het pensioen stijgt nominaal met 2%.
D
Het reële pensioen stijgt met 5%.

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
  • Maken: opgaven 33 t/m 47
  • Hoe? In Stilte
  • Klaar? Gefeliciteerd, geen huiswerk!

Slide 21 - Diapositive