5.9 Verkleinwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 5
1.	Lesopening
2.	Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.	Lesdoel (+ minicheck)
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie + afsluiting

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands met je schrift, laat het boek nog even dicht. 

2. Leergebiedoverstijgende doelen

Zelfstandig leren

- Werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld. 

Als er staat leg je antwoord uit, doe je dat. 

Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

3. Lesdoel

Aan het eind van deze les;

- kun je verkleinwoorden op de juiste manier spellen. 

Verdiept arrangement:

Huiswerk noteren + maken:

Les: 5.9

blz.: 225

opdr.: 6

Mini-check

Quiz mee

Vul in:
Het verkleinwoord van 'afdeling'

Vul in:
Het verkleinwoord van 'foto'

Vul in:
Het verkleinwoord van 'taxi'

Wie maakt wat:

3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:

les 5.9 blz. 225 opdr. 6

De rest doet mee met de instructie.

4. Instructie

Luister goed mee naar de instructie van de juf. 

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Lees en maak les 5.9 blz. 225 opdr. 6

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

... kom aan de instructietafel zitten. 

Niels; laptop pakken om voorleesfunctie te krijgen. 

6. Zelfstandig werken

Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:

V:  les 5.9 blz. 225 opdr. 6

B: les 5.9 blz. 225 opdr. 6

I: les 5.9 blz. 225 opdr. 6

Ben je klaar?

1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 

2. Huiswerk ander vak afmaken. 

3. Leren toets / lezen / woordzoeker. 

7. Evaluatie

- Zelfstandig leren; werkt volgens de gestelde eisen, die aan de opdrachten worden gesteld.
 

Een verkleinwoord is altijd een ..... ?

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. lidwoord

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?

1. Kano'tje
2. Kanotje
3. Kanoo'tje
4. Kanootje

Verkleinwoorden

1. skietje
2. ski'tje

Afsluiting

Ruim je boek en schrift van NE op.

Volgende lesuur: ....................