3H BAk 1718 les 14 - uiterlijk beschrijven

Welkom in P3!
HOOFDSTUK 3: Y tú, ¿cómo eres?

Maar eerst: STARTOPDRACHT
"El aspecto físico  y el carácter" = betekent?

- Wanneer: deze week
- Doel startopdracht: je kan iemand zijn uiterlijk en karakter beschrijven.
- Doel deze les: je hebt aan het einde van de les alle gele dia's af.
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom in P3!
HOOFDSTUK 3: Y tú, ¿cómo eres?

Maar eerst: STARTOPDRACHT
"El aspecto físico  y el carácter" = betekent?

- Wanneer: deze week
- Doel startopdracht: je kan iemand zijn uiterlijk en karakter beschrijven.
- Doel deze les: je hebt aan het einde van de les alle gele dia's af.

Slide 1 - Diapositive

La tarea
  1. Presenteren: digitaal 6 mensen presenteren (googleslide/ pp/ etc.) + uit hoofd 5 zinnen zeggen over 6 personen (dus totaal 30 zinnen). 
  2. Wie is wie boekje met mensen uit Spaanstalige wereld (sport/ entertainment/ kunst). 6 personen omschrijven in totaal 5 zinnen (dus totaal 30 zinnen). Binnen 1 thema blijven. 
  3. Filmpje (van je gezin/ op straat/ vrienden/ etc.). Minimaal 6 personen beschrijven in 5 zinnen per persoon (dus totaal 30 zinnen). Vorm zelf bedenken. 


Inleverdatum: ______________________

Slide 2 - Diapositive

Las condiciones

  1. We werken aan deze taaltaak 3 (misschien 3,5) lessen.
  2. Trabajar en duos de dos personas o solo.
  3. Je moet de opdracht met voldoende hebben afgesloten om een VOLDAAN te kunnen krijgen.
  4. Niet voldaan? Dan zal je nog een extra opdracht moeten maken.

Bij de gele dias staan de opdrachten genummerd (A, B, C, etc.). Zet de nummering ook ALTIJD neer bij de antwoorden die jij geeft.

Slide 3 - Diapositive

A. Hoe beschrijf ik het uiterlijk?
3 werkwoorden:
- Ser (zijn)
- Tener (hebben)
- Llevar (dragen)
Deze werkwoorden gebruik je in standaard combinaties. Vertaal eerst de woorden om mensen van uiterlijk te omschrijven op de  volgende slide (1e oef. uit je werkboekje)

QUIZLET  vocabulario - LEER DE WOORDJES

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Vidéo

Let op...
Je hebt natuurlijk verschillende kleuren ogen, dus bij "tiene los ojos ..." kun je daarna zelf de juiste kleur aangeven (wel in meervoud natuurlijk)

Slide 8 - Diapositive

A. Beschrijf per persoon uit de serie 'Modern Family' het uiterlijk 

Schrijf de zinnen op in je boekje.

--> 2 zinnen per persoon.

Vb. Alex tiene el pelo oscuro y largo. Alex lleva gafas negras.

FAMILIA MODERNA (modern family)
Ken je de karakters niet?  Zoek dan de juiste namen op in google.

Slide 9 - Diapositive

B. Klasgenoten beschrijven
- Kies 2 personen uit de klas
- Maak minimaal 4 zinnen per persoon
- Schrijf dit op in je boekje in het Spaans (leesbaar!)
- Varieer! Dus bijv. niet 2x de zin 'Tiene el pelo rubio'. Als ze allebei blond haar hebben beschrijf je bij de 2e wat anders. 

Slide 10 - Diapositive

C. Videos
VIDEO : Hoe ziet Gloria er uit in dit fragment? Minimaal 3 zinnen.

VIDEO : Hoe ziet Mitchell in dit fragment? Maak over beide outfits minimaal 3 zinnen, dus 6 in totaal (kijk tot 1.00 min)

Schrijf dit op in je boekje in het Spaans (leesbaar!)

Slide 11 - Diapositive

 Uit boekje maak je oef. 1 t/m 6 (p. 8-11)
Ejercicio 1, 2, 3, 4 

Slide 12 - Diapositive

QUIZ 1

Slide 13 - Diapositive

Bij het uiterlijk beschrijven gebruik je altijd één van de volgende werkwoorden:
A
Ser, Tener, Llevar
B
Estar, Tener, Llevar
C
Ser, Tener, Estar
D
Estar, Llevar, Ser

Slide 14 - Quiz

Haarkleur beschrijven in het Spaans:

Ik heb blond haar
A
Soy el pelo rubio
B
Llevo el pelo rubio
C
Estoy el pelo rubio
D
Tengo el pelo rubio

Slide 15 - Quiz

Marta tiene el pelo rubio betekent:
A
Marta heeft bruin haar
B
Marta heeft blond haar
C
Marta is blond

Slide 16 - Quiz

Juan is lang, knap en slank.
A
Juan es alto, guapo y bajo
B
Juan es alto, guapo y delgado
C
Juan es bajo, guapo y delgado

Slide 17 - Quiz

Sara heeft lang haar en een bril.
A
Sara tiene el pelo largo y tiene gafas
B
Sara lleva el pelo corto y lleva gafas
C
Sara lleva el pelo largo y lleva gafas

Slide 18 - Quiz

Mijn vader is kaal heeft een baard.
A
Mi padre es calvo y tiene barba
B
Mi padre lleva calvo y lleva barba
C
Mi padre es calvo y lleva barba

Slide 19 - Quiz

In de zin 'Marta heeft blond haar' slaat 'blond' op 'het haar' (=mannelijk). Hoe vertaal je:
Marta is blond?

Slide 20 - Question ouverte

Juan ... muy alto - vul het ww in
A
está
B
lleva
C
tiene
D
es

Slide 21 - Quiz

Mi hermana ... los ojos azules- vul het ww in
A
está
B
lleva
C
tiene
D
es

Slide 22 - Quiz

Mi padre ... barba - vul het ww in
A
está
B
lleva
C
tiene
D
es

Slide 23 - Quiz

Beschrijf deze man, noem 2 aspecten
(schrijf de zinnetjes onder elkaar)

Slide 24 - Question ouverte

Beschrijf dit plaatje, noem 2 aspecten
(schrijf de zinnetjes onder elkaar)

Slide 25 - Question ouverte

Beschrijf dit plaatje, noem 2 aspecten
(schrijf de zinnetjes onder elkaar)

Slide 26 - Question ouverte

QUIZ 2

Slide 27 - Diapositive

Bajo/a betekent...
A
lang
B
kort, klein

Slide 28 - Quiz

Vertaal: mijn moeder is kort/klein

Slide 29 - Question ouverte

Moreno/a betekent...
A
bruinharig
B
blond

Slide 30 - Quiz

Vertaal: mijn vader is bruinharig

Slide 31 - Question ouverte

Rizado betekent...
A
steil
B
krullend
C
golvend

Slide 32 - Quiz

Vertaal: ik heb krullend haar

Slide 33 - Question ouverte

Bigote betekent...
A
baard
B
snor
C
bril

Slide 34 - Quiz

Vertaal: mijn opa heeft een snor

Slide 35 - Question ouverte

Vertaal: mijn zus heeft blond haar en draagt een bril (2x verschillende ww!)

Slide 36 - Question ouverte

¡A trabajar!
Boekje afmaken t/m p. 11 + inleveren (opdracht C hoeft niet)

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Hoe beschrijf ik het karakter?
Gaat altijd samen met het werkwoord SER omdat het een vaste karaktereigenschap is.

QUIZLET vocabulario - LEER DE WOORDJES

Slide 39 - Diapositive

D. Clasifica y traduzca estos adjetivos en cualidades y defectos y escribe la traducción .
Verdeel en vertaal deze eigenschappen in goede en slechte eigenschappen en geef de vertaling. --> Schrijf dit op in je werkboekje

TT
Alegre – Amable – Curioso/a – Divertido/a – Egoísta – Generoso/a – Gracioso/a – Honesto/a – Inteligente – Listo/a – Loco/a – Modesto/a – Nervioso/a – Ordenado/a – Optimista – Orgulloso/a – Paciente – Pesado/a – Pesimista – Severo/a – Simpático/a – Sincero/a – Tímido/a – Tonto/a – Tranquilo/a – Vago/a – Antipático/a – Callado/a – Deportista – Mentiroso/a – Responsable – Empollón/ Empollona – Chivato/a – Tacaño/a – Cabezota – Desordenado/a – Romántico/a – Aburrido/a

Slide 40 - Diapositive

E. Unos videos TT
VIDEO : Welke karakter eigenschap vertonen Haley en haar vader Phil?

VIDEO : Welke karakter eigenschap vertoont Alex?

VIDEO : Welke karakter eigenschap vertonen Mitchell y Camaron?


Schrijf dit op in je werkboekje

Slide 41 - Diapositive

TT Ejercicio 8, 9, 10, 11
Ejercicio 1, 2, 3, 4 

Slide 42 - Diapositive

F. 
TT Beschrijf het karakter en geeft de vertaling van de karaktereigenschap.
--> 1 ZIN PER PERSOON, MEER MAG ALTIJD!

vb. Phill es gracioso
  1. Claire is ...
  2. Haley is...
  3. Alex is ...
  4. Luke is ...
  5. Joey is ...
  6. Jay is ...
  7. Gloria is ...
  8. Manny is ...
  9. Joe is ...
  10. Mitchell is ...
  11. Cameron is ...
  12. Lilly is ...


Schrijf dit op in je werkboekje

Slide 43 - Diapositive