3.2 Crisis en ontevredenheid

3.2 Crisis en ontevredenheid
Waardoor wilden in het interbellum veel mensen een sterke leider voor hun land?
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare school

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

3.2 Crisis en ontevredenheid
Waardoor wilden in het interbellum veel mensen een sterke leider voor hun land?

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Uitleg Weimar Republiek
  • Opdracht, herhaling
  • Bespreken
  • Zelfstandig werken 

Slide 2 - Diapositive

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
  • Eerste democratie in Duitsland: Republiek van Weimar (1919)
  • Verlies van de oorlog komt hard aan, zowel emotioneel als economisch.
  • Dolkstootlegende: idee dat Duitsland zou zijn verraden tijdens de Eerste Wereldoorlog door joden, communisten en socialisten => wordt bijvoorbeeld door Hitler gebruikt

Slide 3 - Diapositive

Economische problemen
  • De herstelbetalingen drukten zwaar op de Duitse economie
  • In 1923 kon de Weimar regering niet betalen
  • Frankrijk en België bezetten daarop het Ruhrgebied (industriegebied) => dit mocht volgens het Verdrag van Versailles

Slide 4 - Diapositive

Hyperinflatie
  • Als reactie op de bezetting van het Ruhrgebied liet de Duitse regering geld bijdrukken....
  • Dezelfde hoeveelheid goud werd nu vertegenwoordigd door meer bankbiljetten => het geld werd daardoor snel heel veel minder waard => hyperinflatie

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Prijzen voor 1 kilo brood (1923)
December 1921:                        4 Mark 
December 1922:                       163 Mark 
Januari 1923:                              250 Mark 
April 1923:                                   474 Mark 
Augustus 1923:                          69.000 Mark 
November 1923:                        201.000.000.000 Mark

Slide 7 - Diapositive

1923 Hitlers Bierkellerputsch
  • In deze chaos probeert Hitler een staatsgreep te plegen, dit mislukt.
  • De poging wordt Bierkellerputsch genoemd (begon in een kroeg = keller) 
  • Hitler wordt gearresteerd en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. 
  • In de gevangenis schrijft hij het boek 'Mein Kampf'

Slide 8 - Diapositive

Dawesplan
Dawes-plan

Slide 9 - Diapositive

Duitsland 
1924-1929

  • Politiek en economisch gaat het beter met het land
  • Duitsland is in 1926 lid van de Volkenbond geworden
  • De Amerikanen steunen de Duitse economie met het Dawesplan
  • De Duitse bevolking krijgt weer wat vertrouwen...

Slide 10 - Diapositive

Na de Eerste Wereldoorlog verloren veel Duitse burgers het vertrouwen in hun regering. Kies de antwoorden die uitleggen hoe dat komt.
A
De burgers waren ontevreden over het Verdrag van Versailles dat de regering ondertekend had.
B
De regering legde de bevolking erg strenge wetten op.
C
De regering had de Republiek van Weimar veroverd.
D
De regering nam weinig maatregelen tegen de economische crisis.

Slide 11 - Quiz

Een vrouw laat haar kachel branden op papiergeld. Waar en wanneer is deze foto gemaakt?

A
in de Verenigde Staten, kort na de beurskrach van 1929
B
in de Republiek van Weimar, tussen 1921 en 1924, toen de inflatie extreem hoog was
C
in Italië, kort nadat Mussolini aan de macht kwam.
D
in de Republiek van Weimar, direct nadat de keizer naar Nederland was gevlucht

Slide 12 - Quiz

Beurskrach (1)
Economie werkt op vertrouwen

Voorbeeld:
Nederlanders hebben samen 228 miljard spaargeld. We kunnen dit echter niet allemaal tegelijkertijd opnemen want zoveel contanten zijn er niet. We vertrouwen er op dat we het niet allemaal tegelijkertijd opnemen
. Wanneer we dit wel zouden doen zouden de banken niet genoeg contanten hebben en 'klappen' (failliet gaan)

Slide 13 - Diapositive

Beurskrach (2)
VS verdiende veel geld aan WO I => de Amerikaanse economie groeit => Amerikanen verwachten dat de economie blijft groeien, ook na WO I => mensen kopen veel aandelen => mensen lenen geld om aandelen te kopen....

maar eigenlijk is de vraag naar producten al een tijdje aan het dalen en hebben bedrijven overschotten....

Slide 14 - Diapositive

Zwarte donderdag
Op 24 oktober 1929 barstte de zeepbel: het vertrouwen was weg
  • Mensen verkochten massaal hun aandelen => inklappen aandelenkoersen 
  • Iedereen nam hun spaargeld op 
  • Banken storten hierdoor in en verdween veel spaargeld van de gewone bevolking 
  • Daling BNP van de VS met 40% 
  • Enorme Werkloosheid 

Slide 15 - Diapositive

Gevolgen
  • Overal in de wereld te merken 
  • De VS kocht niks meer in het buitenland 
  • Het Dawesplan werd direct gestopt
  • Ineenstorting internationale geldmarkt 
  • Wereldwijde werkloosheid 

Slide 16 - Diapositive

Een crisis is moeilijk om uit te komen...

Slide 17 - Diapositive

Duitsland zwaar getroffen
  • Leningen van het Dawesplan aan Duitsland komen stil te liggen
  • Hierdoor steeg de werkloosheid met name in de grote Duitse steden (Bijna 30%) 
  • Hierdoor kreeg de NSDAP van Hitler de kans om aan de macht te komen 

Slide 18 - Diapositive

Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?

A
Het Dawesplan werd stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
Alle Duitse producten werden uit Amerikaanse winkels gehaald.

Slide 19 - Quiz

Fascisme

Fascisme is een politieke stroming, 
en wordt ook wel extreem-rechts genoemd

De naam komt van het voorwerp dat je hier ziet: een fasces
Dit voorwerp, een bijl met takken, stond symbool voor
de macht van bestuurders in het Romeinse Rijk.

Slide 20 - Diapositive

Benito Mussolini

Leider, of 'Il Duce',  van Italië (1922-1943)
Oprichter van de Fasci di Combattimento (Zwarthemden, knokploegen)

Na de Eerste Wereldoorlog en de Vrede van Versailles was er veel onvrede, 
en dat kwam door de onderhandelingen van de 'slechte' Italiaanse regering.

Slide 21 - Diapositive

Fascisme in Europa
  • 'Oplossing voor de crisis'

  • Populair in de jaren ’20 en ’30 van de 20e eeuw

  • Antwoord op slecht beleid van de democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 22 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (1)
  • Fascisme is overal tegen: vooral dingen die vreemd zijn en andere culturen

  • Fascisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

  • Er is één leider. Hij bepaalt wat goed is. (Leidersbeginsel/Führerbeginsel)

Slide 23 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (2)

  • Fascisme is nationalistisch: de eigen staat boven alles

  • Fascisme gaat uit van ongelijkheid tussen mensen: de hoogontwikkelden moeten de laagontwikkelden leiden. (Het recht van de sterkste)


Slide 24 - Diapositive

Kenmerken van fascisme (3)

  • Niet denken maar doen. Gevoel is belangrijker dan denken.

  • Geweld is goed: geen woorden maar daden

  • De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.

Slide 25 - Diapositive

Wat is fout? Het fascisme was populair, omdat
A
men teleurgesteld was in het verloop van WO I
B
men teleurgesteld was in de democratie
C
men teleurgesteld was in de Volkenbond.
D
men teleurgesteld was in de vredesafspraken van Versailles

Slide 26 - Quiz

Welke hoort niet bij Mussolini?
A
Geweld is goed
B
Democratie is slecht
C
Joden zijn slecht
D
Nationalisme is belangrijk

Slide 27 - Quiz

Welk kenmerk van fascisme?
A
mensen zijn ongelijk
B
nationalisme
C
leidersprincipe
D
rassen ongelijkheid

Slide 28 - Quiz

Welk kenmerk van fascisme zie je hier?
A
persoonverheerlijking
B
nationalisme
C
geen democratie
D
verheerlijking van geweld

Slide 29 - Quiz

Wat hoort bij 'fascisme'?
A
gelijkheid
B
veel kletsen met politici
C
sterke leider
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 30 - Quiz

Waar hoort het volgende kenmerk bij:
Iedereen is gelijk
A
Communisme
B
Fascisme

Slide 31 - Quiz