Fictie havo-3

Fictie havo-3
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Fictie havo-3

Slide 1 - Diapositive

Personages

Slide 2 - Diapositive

Personages beschrijven en karakterontwikkeling

Je kunt personages beschrijven aan de hand van:

- Uiterlijk

- Kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond)

- Karaktereigenschappen

- Relaties met andere personages



Slide 3 - Diapositive

Personages
  • Hoofdpersoon / round character : wat denkt/voelt hij, wat zijn zijn karaktereigenschappen? Zij veranderen in het verhaal en maken een karakterontwikkeling door. 

  • Bijpersoon / flat character : je hebt veel minder informatie. Gevoelens en gedachten ontbreken vaak. Zij veranderen niet en reageren voorspelbaar. 

Slide 4 - Diapositive

Personages
In een verhaal vind je hoofdpersonen en bijpersonen.

Hoofdpersoon:
 Je weet wat hij/zij denkt
Je weet wat hij/zij voelt


Slide 5 - Diapositive

ROUND CHARACTER

Hoofdpersonen hebben meer karaktereigenschappen waardoor ze niet telkens op dezelfde manier reageren. Vaak veranderen ze door de gebeurtenissen; ze maken een karakterontwikkeling door.
FLAT CHARACTER

Over bijpersonen krijg je veel minder informatie. Van bijpersonen krijg je meestal geen gedachten en gevoelens te lezen. Bijpersonen veranderen niet en reageren vaak hetzelfde.

Slide 6 - Diapositive

Personages
hoofdpersoon
bijpersoon
Je komt te weten wat hij/zij denkt en voelt
Je krijgt veel minder informatie. Geen gedachten en gevoelens.
round characters; 
Hij/ zij maakt een karakterontwikkeling door.
flat characters;
Hij/ zij verandert niet en is voorspelbaar.

Slide 7 - Diapositive

round character
flat character

Slide 8 - Diapositive

Enkele karaktereigenschappen

Slide 9 - Diapositive

Huiswerk
Start met opdracht 1 die hoort bij de tekst "Eentje meer van ons" op blz. 13

Dit is huiswerk voor volgende week donderdag

Slide 10 - Diapositive

Chronologie

Slide 11 - Diapositive

Tijd 
  • Historische tijd: in welke tijd het verhaal zich afspeelt 
(te herkennen aan voorwerpen, omgangsvormen, taalgebruik)

  • Vertelde tijd: tijdsduur die in een verhaal wordt beschreven.
(dag, week, maand, jaar, jaren ... let op een eventuele tijdsprong)

Slide 12 - Diapositive

(vervolg Tijd)
  • Chronologische volgorde: een schrijver vertelt het verhaal in de volgorde waarin alles gebeurd is.

  • Tijdsprong: de schrijver slaat een stuk tijd over (de volgende dag, een paar uur later)

  • Flashback: een sprong terug in de tijd

Slide 13 - Diapositive

(vervolg Tijd)
  • Flashforward: een sprong vooruit in de tijd 

  • Tijdversnelling: de schrijver vat een periode in een paar woorden samen; hij versnelt a.h.w. de tijd. Bijvoorbeeld:   "Drie weken later voelde hij zich opeens veel beter"

Slide 14 - Diapositive

(vervolg Tijd)
  • Tijdvertraging: schrijvers kunnen er ook voor kiezen om een gebeurtenis heel langzaam te vertellen. Langer dan hij in werkelijkheid zou duren. Bijv.: gedachten, handelingen van personages of ruimte heel uitgebreid beschrijven.                  

Slide 15 - Diapositive

Chronologie
  • Chronologische volgorde: de gebeurtenissen in de film worden verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn
  • Niet-chronologische volgorde:  de gebeurtenissen in de film worden in een andere volgorde verteld dan waarin ze gebeurd zijn. Bijvoorbeeld met flashbacks (terug in de tijd) of flashforwards (vooruit in de tijd).

Slide 16 - Diapositive

Chronologie
Op welke manier kan tijd in een verhaal zichtbaar gemaakt worden?
  • Noemen van jaartal.
  • Historische gebeurtenissen.
  • Historische figuren.
  • Beschrijven van ruimte met kenmerkende gebouwen, gebruiken of voorwerpen. 

Slide 17 - Diapositive

Chronologie
  • Chronologie - tijd
  • Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld?
  • Is er sprake van flashbacks (terug in de tijd)?
  • Of flashforwards (verwijst naar iets wat nog gebeuren moet, toekomst)

Slide 18 - Diapositive


In een chronologisch boek zitten geen flash-backs.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz