U3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

U3

Lesson 1

Reading:

Ex.1,2 p.93

may + werkwoord

She may go to the concert.

might + werkwoord

This might help you.

                ? misschien

   

    

                ??   heel misschien

Ex.  8   p.98

vorm

(+) may  + hele werkwoord  =misschien  ?  zou mogen

(+) might + hele werkwoord = heel misschien  ?? zou mogen

(-) may / might   not   + hele werkwoord

(?) May / Might ............................hele werkwoord...?

past continuous

'Past continuous'

Past Continuous

Past Continuous

• Het gaat over iets wat in het verleden gebeurde. 
• De past continuous speelt zich af in het verleden en is een tijdje aan de gang.
• We were playing football yesterday

Past Continuous

• Hoe maak je de Past Continuous:

•  (+) was/were + werkwoord-ing

• (-) was not/ were not  + ww -ing 

• (?) Was/Were ....ww-ing?

I was playing

You were playing

He was playing

We were playing

You were playing

They were playing

oefenen

Past Continuous

Quiz time!

Choose the correct form of the past continuous

Boris ... English

1. was learning
2. is learning
3. has learned
4. will learn

They ... swimming in the lake

1. are swimming
2. were swam
3. were swimming
4. have swum

Your father ... the car

1. will have been repairing
2. is repairing
3. repaired
4. was repairing

I ... a magazine

1. read
2. was reading
3. am reading
4. will read

You ... your bag

1. am packing
2. were packing
3. packed
4. will have packed

My friends ... the match on TV

1. have been watching
2. watched
3. were watching
4. are watching

Ex.9 p.99

I  / he / she / it      was werkwoord +ING

we / they / you       were  werkwoord +ING

Past Continuous  oefenen

Find out

Reading

Ex.3,4,5 p.94-95

Vocabulary

Ex.6,7 p.97-98

Quizlet U3

Ex.Idiooms H5

learnenglish.britishcouncil.org

00:49

Past Simple

(+) ww+ed     walk     =   walk+ed= I walked.

2 rij         see    =    saw= I saw .   

(-) did not  + ww    walk = did not walk = I did not walk.

                                  see   = did not see = I did not see.

(?) Did ............ww..?  walk   = Did  I walk?

                                      see     = Did I see?

01:41

Past Continuous

(+) was / were  + ww ing                        walk = I was walking.

                                                                                               We were walking.

(-) was not / were not  + ww ing                walk= I was not walking.

                                                                                         We were not walking.

(?) Was  /Were .........ww ing?                    walk= Was I walking?

                                                                                                 Were we walking?

Past Simple or Past Continuous

Ik was aan het dansen toen je binnen kwam.

Ik las een boek.

Ik was aan het lezen toen je mij belde.

.

Ex.18 p.107

1. Do you remember that I (1)told about Neil's brother? 
2. Well, yesterday I (2)saw  for the first time after I had told him that I didn't want to go to a party with him. 
3. He (3) was watching TV when I (4)walked in. 
4. While Neil and I (5) were talking, he sometimes (6)looked at me, but he (7)didn't say  anything. I felt so awkward! 
5. And Neil (8)laughed at me the whole time. It was terrible!                              

Should

Hoe ?

Should/should not + het hele werkwoord

Wanneer?

Als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. 

Je geeft advies of je raad iets af.

Voorbeelden

We should invite Kate to our birthday party.

You shouldn't go to bed so late.

He should eat less candy.

To go (ask) on a date

Ex.12,13 p.102 (in tweetallen)

If you are ready- make :

Ex.14,15,16 p.104-105

Today

• Formatieve toets -Past Continuous and Past Simple
• Ex.18,19 p.107
• Ex.20,21,22 p.108-110
• Listening Unit 3 les 3

Past Simple or Past Continuous

feit                           proces

Ik was aan het dansen toen je binnen kwam.

Ik las een boek.

Ik was aan het lezen toen je mij belde.

Ik belde je gisteren.

.

Formatieve toets

1. were playing
2. noticed
3. was having
4. saw
5. fell
6. was hiding
7. broke
8. came
9. was living
10. distracted 

Zelfstandig

links:

Past Simple en Past Continuous uitleg

Past Simple Past Continuous

Ex.18,19 p.107

Ex.20,21,22 p.108-110

Listening Unit 3 les 3-online maken

Quizlet U3                       Ex.Idiooms H5

Adjective= bijvoeglijk naamwoord

-zegt iets over het zelfstandig naamwoord

plaats:

1. (voor)bijvoeglijk nw + zelfstandig nw .................................

2.(achter) zintuig.werkwoord +bijvoeglijk nw - to be (alle vormen)-to smell -to feel-to look -to sound

.............................................

.......................................... 

bijwoord - zegt iets over het werkwoord

• Bijvoeglijk naamwoord +ly = bijwoord 
• bad + ly= badly- He drives badly.
• slow + ly= slowly
• usual + ly= usually
• Let op : uitzonderingen: !!!good= well
• fast=fast
• daily=daily
• friendly= in a friendly way/manner  -He talks  in a fri.endly way

 voor meer info zie p.174-175 Unit 3 Grammar : Adverbs, adjectives 

Let op spelling: funny-funnily, gentle-gently....

Bijvoeglijk naamwoord gebruik je met zelfstandig naamwoord:

a beautiful girl,             a slow car

Bijwoord gebruik je met werkwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, bijwoorden

The girl sings beautifully.    She drives slowly.

The girl is really beautiful. The girl sings really beautifully.

Let Op!: na deze werkwoorden to be, to taste, to smell, to look, to sound, to feel- gebruik je geen werkwoord maar een bijvoeglijk naamwoord!    

The girl is beautiful. It sounds nice . I feel good.    

  

Zie je het verschil? -  Be nice. Always try to show a nice smile and speak nicely .          

link om te oefenen

    Adverbs/ Adjectives

Self test maken

Today

1. Herhaling Unit 3
2. Zelfstandig aan het werk
   
3. Voorbereiden voor het PW 
   

may + werkwoord

She may go to the concert.

You may not park here.

might + werkwoord

This might help you.

                ? misschien

verboden   

    

                ??   heel misschien

kaartjes

vorm

(+) may  + hele werkwoord  =misschien  ?  zou mogen

(+) might + hele werkwoord = heel misschien  ?? zou mogen

(-) may / might   not   + hele werkwoord

(?) May / Might ............................hele werkwoord...?

Past Continuous

• Hoe maak je de Past Continuous:

•  (+) was/were + werkwoord-ing

• (-) was not/ were not  + ww -ing 

• (?) Was/Were ....ww-ing?

I was playing

You were playing

He was playing

We were playing

You were playing

They were playing

oefenen

Past Simple

verleden afgelopen

(+)  ww+ed / of 2 rij

 (-)  did not ww ( geen-ed of 2 rij!)

(?) Did ....ww ? ( geen -ed of 2 rij!)

Past Simple

verleden afgelopen

(+)  ww+ed / of 2 rij

 (-)  did not ww ( geen-ed of 2 rij!)

(?) Did ....ww ? ( geen -ed of 2 rij!)

Past Continuous

verleden aan de gang was

(+) was /were ww-ing

(-) was not/ were not  ww-ing

(?) Was /Were  ....ww-ing?

Should

Hoe ?

Should/should not + het hele werkwoord

Wanneer?

Als jij vindt dat iets (niet) zou moeten. 

Je geeft advies of je raad iets af.

Adverbs en Adjectives

Zelfstandig aan het werk

1. Controleer of je de volgende opdrachten uit Unit 3 af hebt:

Ex.6,7,8,9 p.97,98,99

Ex.15,16,17,18,19 p.104,105,106,107

Ex.28,29 p.116

Ex.40,41,42,43,44 p.125,126,127,128

2. Daarna begin met SelfTest unit 3:

 via Magister/leermid./ Engels/Unit 3/Selftest

1 adj

2 adverbs

1 en 2 

3 should

4 Past Simple

5 Past Continuous