Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Verwijswoorden
Zoals het woord al zegt, verwijst een verwijswoord.
Een schrijver gebruikt een verwijswoord om te voorkomen dat hij continu dezelfde woorden herhaalt, want op die manier wordt een tekst saai.
Verwijswoorden kunnen verwijzen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin.
Het is belangrijk dat je weet waar verwijswoorden naar verwijzen, omdat je op die manier een tekst beter kan begrijpen.
Slide 5 - Diapositive
De gemeente wil haar bebouwde kom uitbreiden.
Waar verwijst "haar" naar?
Slide 6 - Diapositive
Het grote huis met zijn groene deuren wordt opgeknapt. Het stond al tijden leeg.
Waar verwijzen "zijn" en "het" naar?
Slide 7 - Diapositive
Tekstverbanden
(zie blz. 185)
Tekstverbanden:
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld
Slide 8 - Diapositive
Tekstverband: opsomming
Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen ......maar ook, ten eerste, ten tweede.
Slide 9 - Diapositive
Tekstverband: tegenstelling
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds......anderzijds, daar staat tegenover.
Slide 10 - Diapositive
Tekstverband: voorbeeld
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zo.
Slide 11 - Diapositive
Toets
Verwijswoorden, signaalwoorden, hoofdzaken – bijzaken, tussenkopje, deelonderwerpen, kernzin, infographic, ken de verschillende tekstdoelen, teksten vergelijken (overeenkomsten en verschillen).